weinige klimmen of zijn nederliggend of kruipend. Bladeren
tegenovergesteld of zelden in kransen, meestal
gesteeld, 8—9-nervig, zelden vinnervig, gaafrandig, fijn-
gezaagd of gekarteld, met gelijken of scheven voet, die
van hetzelfde paar soms zeer verschillend in grootte en
vorm, een van beiden soms zeer klein. Steunblaadjes
ontbrekend. Bloemen niet zelden door vorm en grootte
in het oog vallend, van verschillende kleur, doch alleen
bij de Memecyleae blauw, zelden welriekend, meestal tot
aren, pluimen of tuilen verbonden, zeer zelden alleenstaand
of in bundels.
Aantal bekende soorten meer dan 2700, in alle tropische gewesten
verspreid, in Amerika het talrijkst, in Azië ook rijk vertegenwoordigd,
doch in Afrika en Australië zeldzaam.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
A. E i e r s to k 2—cc- {meestaft 4—f>-)hokkig. Z a d e n ta lr ijk .
K iem k le in . B la d e r e n m e e s ta l 3—6 -n e rv ig , d i k w i j ls
m e t e v e n w ijd ig e d w a r s n e r v e n .
a. Z a a d l i js te n a s s ta n d ig . H e lm k n o p p e n o p e n e n d m e t
1—2 p o r ië n .
On d e r f ami l i e I. MELASTOMEAE. Eierstok 2—oo-hokkig. Eitjes in
elk hokje oo , ingeplant aan vooruitstekende zaadlijsten , die aan den
binnenhoek der hokjes zijn vastgehecht. Vrucht veelzadig. Zaden zeer
klein. Kiem zeer klein, min of meer rolrond of kogel vormig.
Tribus I. Osbeckieae. Meeldraden meestal 10, zelden 8 ofl2,
meestal ortgelijk; helmknoppen met 1 porie; helmbindsel voorbij de
hokjes dikwijls aan de voorzijde verlengd en gekromd en aan de basis
met 2 lobben of knobbels of met een 2-lobbig of 2-armig aanhangsel.
Bes of doosvrucht, 2—5-hokkig, veelzadig. Zaden slakkenhuisvormig
gewonden of in een halven cirkel gekromd, meestal fijn gestippeld.
1. Osbeckia. Helmknoppen gelijk, meestal 10, zelden 8; helmbindsel
aan de basis niet Verlengd, doch verbreed of met. 2
knobbels. Vrucht eene 4—5-kleppige doosvrucht.
2 . Ota n th e ra . Helmknoppen ongelijk, 1 0 ; helmbindsel niet
verlengd aan de basis, doch met 2 oortjes. Vrucht eene bes.
3. Melastoma. Helmknoppen ongelijk, meestal 10; helmbindsel
der langere helmknoppen aan de basis verlengd en met 2 lobben,
dat der kortere aan de basis niet verlengd en met 2 knobbels.
Vrucht eene bes.
Tribus II. Oxysporeae. Meeldraden 4 of 8, zelden 10, meestal
alle gelijk; helmknoppen met 1 porie; helmbindsël voorbij de hokjes
niet verlengd, van achteren spits of met eene spoor, van voren
meestal zonder aanhangsel. Eierstok of geheel vrij, öf met vrijen top.
Veelzadige doosvrucht. Zaden wig- of piramidevormig of langwerpig,
doch nooit slakkenhuisvormig of in een halven cirkel gekromd. Bloemen
bij de geslachten van Nederlandsch Indië klein, -soms zeer klein.
1. Bloeiwijze eindelingsch.
4. Allomorphia. Helmknoppen 8 of 10, nagenoeg gelijk; helmbindsel
van achteren met eene spoor. Eierstok 3-, zelden 4—5-
hokkig. Groote of kleine heesters met zeer kleine bloemen in
lange en smalle pluimen.
5. Oxyspora. Helmknoppen 8, ongelijk, zelden 4 en gelijk;
helmbindsel van achteren met eene spoor. Eierstok 4-hokkig.
Heesters met kleine bloemen in wijds pluimen.
2. Bloeiwijze okselstandig of zoowel okselstandig als eindelingsch.
6. Driessenia. Helmknoppen 8, ongelijk; helmbindsel van
voren met 2 aanhangsels, van achteren met eene. spoor. Eierstok
aan den top wijd uitgehold. Kruiden met kleine bloemen in
okselstandige bundels.
7. Blastus. Helmknoppen 4, gelijk; helmbindsel zonder aanhangsels.
Eierstok 4-hokkig, met neergedrukten top. Onbehaarde
heesters met zeer kleine bloemen in okselstandige bundels.
8. Ochthocharis. Helmknoppen 10, gelijk; helmbindsel van
achteren met eene spoor of knobbel. Eierstok 5-hokkig. Kleine
heesters met zeer kleine bloemen, in okselstandige, kluwenvormige
of okselstandige en eindelingsehe, losse bijschermen.
9. Anerincleistus. Helmknoppen 8, gelijk; helmbindsel een
weinig aan de basis verlengd en zonder of met eene korte spoor.
Eierstok 4-hokkig. Groote heesters met kleine bloemen, in kleine,
okselstandige kluwens.
Tribus III. S o n e r i l e a e . Meeldraden 3—10, gelijk of ongelijk;
helmknoppen meestal niet ééne porie; hokjes aan de basis meestal
vrij; helmbindsel, wat de geslachten van Nederlandsch Indië betreft,
aan de basis weinig of niet verlengd, al of niet gespoord, van voren
naakt, (of bij één geslacht gespoord). Veelzadige doosvrucht, meestal
aan. den top openspringend met 3—5 platte kleppen, welke soms door
een platten, ringvormigen, horizontalen rand overwelfd worden. Zaden
recht,Hangwerpig of wigvormig, dikwijls kantig, niet slakkenhuisvormig
gekromd.
10. Sonerila. Bloembladen 3. 'Meeldraden 3, zelden 6. Schroefvormige
bloeiwijze.
11. Phyllagathis. Bloembladen 4. Meeldraden 8, zelden 6.
Helmknoppen lang, lijn-priemvormig. Bloemen in een lang gesteeld
hoofdje.
12. Brittenia. Bloembladen 5. Meeldraden 10. Helmknoppen
lijn-priemvormig. Helmbindsel van voren met een hoornvormig,
dik en lang, opstijgend aanhangsel. Bloemen in een lang gesteeld
hoofdje.