openspringend of eindelijk tweelobbig of tweespletig,
afvallend. Bloembladen 5 , lancetvormig of elliptisch, vin-
nervig, van onderen langs de randen min of meer vergroeid
met de verlengde, 5-zijdige as der bloem, in den knop
gedraaid, later uiteengespreid en ten slotte teruggeslagen;
helmknoppen eivormig, naar binnen met langsspleten
openspringende. Eierstok gesteeld, bijna bolvormig, doch
eenigszins schuin, met een rechten, excentrisch geplaatsten
stijl, en een eindelingschen, enkelvoudigen stempel;
eitje hangend van den top van den opstijgenden zaadstreng.
Steenvrucht min of meer bolvormig, met dikke
schil, soms met vele groeven en met het overblijfsel van
den stijl op den top; kern lederachtig, met de zaadhuid vergroeid.
Zaad van denzelfden vorm als de holte van het
hokje en deze geheel vullend; kiem zonder kiem wit;'
zaadlobben dik, plat-bol, kiemworteltje zeer kort, stomp,
omgebogen.
Welriekende boomen, een vloeibaren balsem bevattend.
Bladeren afwisselend, enkelvoudig, met een korteren of
langeren, half rolronden of door de afloopende bladschijf
beranden bladsteel; bladschijf elliptisch of langwerpig-
lancetvormig, met talrijke, wijd uiteenstaande zijnerven
en netswijs verspreide, duidelijk te voorschijn tredende
aderen. Pluim groot, gelijk of grooter dan het blad met
van boven tuilvormige takken, en spoedig afvallende
schutbladen en schutblaadjes. Bloemen middelmatig of
zeer groot, licht of helder geel.
Aantal soorten 5, in tropisch Azië'en Afrika. In den Nederland-
schen Archipel zijn waargenomen: Gl. Renghas *) L. (Engl.) en
Gl. coarctata Hook. f. = Gl. velutina BI. Twee andere soorten, Gl.
elegans Hook. f. en Gl. Tavoyana Hook. f . , zijn in Malakka gevonden
en zullen misschien op Sumatra ook niet ontbreken.
5. SW IN TO N LA Griff.
Bloemen gemengdslachtig. Kelk 5-deelig of -lobbig;
slippen of lobben dakpanswijze dekkend in den knop.
*) Deze soort is door Linnaeus bij vergissing Gl. Benghas gedoopt^
daar hij den inlandschen naam Renghas of Rangas verkeerd gelezen
had.
Bloembladen 8, langer dan de kelk, aan de basis van
de een weinig verlengde as der bloem, tusschen den
kelk en den eierstok ingeplant, dakpanswijze dekkend
in den knop, onder aan de basis vergroeid, bij de vrucht
zeer in omvang toegenomen, met talrjjke nerven, welke
met zeer scherpe hoeken van de niet sterke vooruitspringende
middennerf afgaan. Meeldraden 5, bij de
tweeslachtige bloemen aan den binnenrand van de schijf
ingeplant, bij de mannelijke met de schijf ineenvloeiend;
helmdraden draadvormig; helmknoppen bewegelijk, eivormig,
met langsspleten openspringend. Schijf kussenvormig,
5-lobbig of ontbrekend. Eierstok vrij , omgekeerd
eivormig, 1-hokkig; 1 eitje, hangend aan den top van
den basilairen zaadstreng; stijl nagenoeg eindelingsch;
stempel schijfvormig. Steenvrucht omgekeerd eivormig,
lederachtig, omgeven door de sterk in omvang toegenomen
bloembladen. Zaad eivormig of eivormig-langwer-
pig, met dunne zaadhuid; kiem recht; zaadlobben plat-
bol, met een kort en gebogen kiemworteltje.
Boomen. Bladeren met een rolronden, gevoorden of
bijna rolronden bladsteel, enkelvoudig, vliezig of min of
meer lederachtig, kaal, niet zelden van onderen blauwgroen
, met talrijke, boogswijs uiteenstaande zijnerven.
Bloemen klein of groot, met spoedig afvallende schutblaadjes,
in de oksels der bovenste bladeren vereemgd
tot pluimen wier takken van den tweeden rang pluim-
vormig zijn samengesteld en waarvan de buitenste uit
weinigbloemige of soms tot kluwens ineengedrongen
tuilen, zelden uit tot aren vereenigde bijschermen gevormd
zijn.
Aantal soorten 8 , In Engelsch Indië, Cambodia en den Neder-
landsch Indischen Archipel. In Nederlandsch Indië komen er ongeveer
5 hiervan voor, vooral in Borneo. Eéne soort, Sw. Schwenckn K u n ,
werd het eerst als een afzonderlijk geslacht, Anauxanopetaium
Teysm. et Binn. , (A. Schwenkïi Teysm. et Binnend.), beschreven.
6 . ME LA N O RH O EA Wall.
Bloemen tweeslachtig. Kelkbladen 5 of 6, geheel vergroeid
en kapswijze afvallend. Bloembladen 5 6 , langwerpig
, dakpanswijze dekkend in den knop, in de vrucht
vergroot, met talrijke opstijgende nerven en netswijs