Boomen. Bladeren afwisselend, zonder steunblaadjes,
onevengevind met tegenovergestelde blaadjes. Bloemen
klein, regelmatig, in okselstandige of op oudere takken
geplaatste, tot pluimen vereenigde bijschermen.
Aantal soorten 3 of 4, waarvan er 2 in alle tropische gewesten
gekweekt worden, A. Carambola L. en A. Bilimbi L. De laatsten
zijn waarschijnlijk uit Amerika, waar eene wilde soort gevonden wordt
door de Portugeezen in Indië ingevoerd.
4. C O N N A R O P S IS Plcmch.
Kelkbladen 5, in den knop dakpanswijze dekkend, aan
de basis vergroeid. Bloembladen 5, in den knop dakpanswijze
dekkend. Meeldraden 1 0 ; helm draden aan de basis
vereenigd, ^ om den andere korter. Eierstok 5-kantig, 5 -
hokkig; stijlen 5, priemvormig; stempels puntig; eitjes
2 in elk hokje. Vrucht vleezig, 5 -lobbig.
Boomen of heesters. Bladeren 1—3-tallig; blaadjes
lederachtig, gaafrandig met dikke nerven, 3 -nervig aan
de basis. Bloemen klein, regelmatig, in eindelingsche en
okselstandige, tot pluimen vereenigde bij schermen.
Aantal soorten 3 , in Malakka en den Maleischen Archipel, C. mónó-
phylla Plcmch., C. G-riffithii Planch. en C. dmersifolia Kurz; de
laatste soort, welke op Sumatra voorkomt, werd vroeger door Miquel
tot het geslacht Roursa in de familie der Gonnaraceae gebracht.
5. D A PA N IA Korth.
Bloemen regelmatig. Kelkbladen 5 , im den knop dakpanswijze
dekkend, aan de basis tot eene buis vergroeid.
Bloembladen 5, hypogynisch, in den knop dakpanswijze
dekkend. Meeldraden 1 0 , de grootsten aan de basis met
een 2 -spletig schubje. Vruchtbladen min of meer vergroeid,
door een korten, puntigen stempel gekroond, elk
met 1 eitje. Vleezige, 5-lobbige vrucht met 5 diepe voren.
Zaden door een in slippen verdeelden, min ofmeer2-lip-
pigen zaadrok bedekt; kiem wit vleezig; kiem min of meer
gekromd, met ovale, aan de basis hartvormige zaadlobben;
kiemworteltje dicht bij den navel.
Kleine boom. Bladeren afwisselend, enkelvoudig, lang-
werpig-eirond, lederachtig; bladsteel in het midden geleed.
Bloemen in okselstandige aarvormige trossen.
Eéne soort, op Sumatra voorkomende, D. racetnosa Korth:
6. IM PA T IEN S L.
Kelkbladen 3, zelden 5, in den knop dakpanswijze
dekkend; de 2 voorsten, wanneer zij aanwezig zijn, zeer
klein; de 2 zijdelingschen klein, plat, gewoonlijk groen;
het achterste bloembladachtig tot eene holle spoor verlengd.
Bloembladen 3 (of 5), het voorste, dat in den knop
het buitenste is, groot, de zijdelingschen 2 -lobbig, elk uit
2 vergroeiden gevormd. Meeldraden 5; helmdraden kort,
breed; helmknoppen samenhangend. Eierstok langwerpig,
5-hokkig; stempel zittend, 5-tandig, of 5 kleine stempels;
eitjes talrijk, 1-rijig in elk hokje. Hokverbrekende doosvrucht
; kleppen 5 , elastisch loslatende van de zaadlijsten
dragende as. Zaden glad of met wratten, kaal of harig;
kiemwit ontbrekend; kiem recht. Kruiden, zelden heesterachtig
aan de basis. Bladeren tegenovergesteld of afwisselend,
soms in kransen, soms alle wortelstandig, enkelvoudig,
zonder steunblaadjes of met kliervormige steunblaadjes aan
de basis van den bladsteel. Bloemen in bloemschachten
of aan okselstandige of eindelingsche, 1—2 - of co-bloemige
bloemstengels op dunne bloemsteeltjes. Bloemen meestal
groot, purperkleurig, geel, rooskleurig of wit, dikwijls door
het gewicht van de spoor omgekeerd, zoodat deze schijnbaar
den voorkant der bloem inneemt.
Omtrent 150 soorten, in de bergstreken van tropisch Azië, verder
in Amerika, Europa, Noord Azië en Afrika. Een twintigtal soorten
werd in Nederlandsch Indië aangetrolfen.
7. H Y D RO O ERA BI.
Bloemen onregelmatig. Kelkbladen 5, gekleurd, dakpanswijze
dekkend; de twee buitensten (of zijdelingschen)
plat; het achterste tot eene korte, holle spoor verlengd.
Bloembladen 5, het voorste (of buitenste) zeer groot, hol.
Meeldraden 5; helmdraden kort, plat; helmknoppen licht
samenhangend om den stamper. Eierstok 5-hokkig; stempels
5,zittend; eitjes 2—3 in elk hokje. Steenvrucht met beenachtige
kern, welke afgeknot en 5-hokkig is ; elk hokje 1-zadig.
Zaden gekromd, ineengekreukt; kiemwit 'ontbrekend; zaadlobben
plat-bol, dik; kiemworteltje kort, naar boven gericht.
Een kaal, rechtopstaand moeraskruid met smalle, afwisselende
bladeren. Bloemen ten getale van 1 of 2 aan
korte okselstandige bloemstengels.
Eéne soort in tropisch Azië, H. triflora W. et A.