Boomen of heesters. Bladeren leerachtig. Bloemen oksel-
standig, alleenstaand of in bijschermen of bundels. Bloemknoppen
driehoekig, kegelvormig, dikwijls slank.
Aantal soorten 30—40, in tropisch Afrika, in Zuid-Amerika en
n Indië. Als een afzonderlijk geslacht Parartabotrys beschrijft
Miquel eene soort van Sumatra, doch P. Sumatrana Miq. is volgens
Bentham en Hooker eene soort van Xylopia. Scheffer rekent
dat de plant wegens den vlakken bloembodem met recht door
Miquel van dit geslacht is afgescheiden. Eene tweede soort, P.
hexagynus Miq., heeft evenzeer een vlakken bloembodem en behoort
dus volgens Scheffer evenmin tot het geslacht. Volgens hem zijn
er slechts 2 soorten van Xylopia in Ned. Indië, X. Tooropiana
Scheff. en X. micrantha Scheff.
30. M IL IU SA Leschen.
Kelkbladen 3, klein, klepswijze aaneensluitend in den
knop. Bloembladen in den knop klepswijze aaneensluitend
in 2 rijen, de buitenste kleiner, kelkbladachtig; de binnenste
grooter, aan de randen samenhangende in de jeugd,
later vrij. Bloembodem verlengd cilindrisch. Meeldraden
in bepaald of onbepaald aantal; helmknoppen min of meer
tweedeelig; hokjes elkander rakend, eivormig, naar buiten
openspringend; helmbindsel^ternauwernood puntig. Stampers
talrijk, lijn-langwerpig; stijl langwerpig of zeer k o rt;
eitjes l-1 -2, zelden 3—4. Rijpe vruchtjes kogelvormig of
langwerpig, 1—2-zadig.
Boomen of heesters met gesteelde, alleenstaande of tot
bundels vereenigde, meestal okselstandige, dikwijls één-
slacbtige bloemen.
Aantal -soorten 8, grootendeels in Engelsch Indië; slechts ééhe
soort in Nederlandsch Indië, M. macropoda Miq.
31. SACCOPETALTJM Bennett.
Kelkbladen 3, klein, klepswijze aaneensluitend in den
knop. Bloembladen 6, in den knop klepswijze aaneensluitend
in 2 rijen; de buitenste klein, evenals de kelkbladen
, de binnenste veel grooter, opgericht of samenkomende,
aan de basis zakvormig. Meeldraden onbepaald; helmhok-
jes rugstandig, elkander aanrakend; helmbindsel met een
duidelijk verlengsel. Stampers talrijk; eitjes 6 of meer.
Rijpe vruchtjes min of meer kogelrond.
Boomen met afvallende bladeren. Bloemen okselstandig,
alleenstaand of in bundels, vóór of met de jonge blaadjes
te voorschijn komend, groot.
Aantal soorten 5, in Oostelijk Azië en Australië. In Nederlandsch
Indië komt slechts ééne soort voor, S. Horsfieldi Bennett.
32. A L PH O N S E A H. f. et Th.
Kelkbladen 3, klein, klepswijze aaneensluitend in den
knop. Bloembladen 6, in den knop klepswijze aaneensluitend
in 2 rijen, grooter dan de kelkbladen, gelijk of
de binnenste kleiner. Bloembodem cilindrisch of half bolvormig.
Meeldraden in onbepaald aantal, los opeengepakt;
helmhokjes rugstandig naast elkander; helmbindsel puntig.
Stampers oo , zelden weinig of 1; stijl langwerpig of neergedrukt;
eitjes 4—8, in 2 rijen langs den buiknaad.
Yruchtjes min of meer zittend of gesteeld.
Hooge boomen. Bladeren dik, leerachtig, onbehaard,
glanzig. Bloemen klein of van middelbare grootte, in
tegenover, zelden naast, de bladeren geplaatste, gesteelde
bundels.
Aantal soorten 9, alle Indisch. Slechts twee soorten, A. Javanica
Scheff. en A. Ceramensis Scheff., in Nederlandsch Indië, de overige
in Engelsch Indië.
33. O RO PH EA BI.
Kelkbladen 3, klepswijze aaneensluitend in den knop.
Bloembladen 6, in den knop klepswijze aaneensluitend
in 2 rijen; de buitenste eirond, de binnenste genageld,
aan de randen als een mijtervormigen kap samenhangend.
Meeldraden in bepaald aantal, 6—12, vleezig; helmhokjes
rugstandig, groot, elkander aanrakende. Stampers 3—15;
stijl kort of ontbrekend; eitjes 4. Rijpe vruchtjes 1- of
meerzadig.
Boomen of heesters met kleine bladeren en okselstandige
, in bundels of bijschermen geplaatste, bloemen.
Aantal soorten omstreeks 28, alle in Opstelijk Azië. In Nederlandsch
Indië en Malakka komen 21 soorten voor.
34. BOCAG-EA St. Hil.
Kelkbladen 3, cirkel- of eirond, dakpanswijze dekkend
in den knop. Bloembladen 6, in den knop dakpanswijze