31. L E S P E D E ZA Midi.
Kelklobben of -tanden nagenoeg gelijk of de beide
bovenste kort vergroeid. Ylagje omgekeerd eivormig of
langwerpig, in een nagel versmald; vleugels sikkelvormig,
langwerpig, vrij of zeer weinig met de kiel verbonden;
kiel gekromd, stomp of gesnaveld, zonder aanhangsels
aan de zijde. Meeldraad tegenover het vlagje vrij of zelden
met de overige, die steeds onderling vergroeid zijn,
samenhangend; helmknoppen éénvormig. Eierstok zittend
of gesteeld, met 1 eitje; stijl draadvormig, gekromd;
stempel klein, eindelingscb. Peul ei- of cirkelvormig, plat-
samengedrukt, netvormig geaderd, niet openspringend.
Zaad samengedrukt, cirkelvormig, zonder kiempropje.
Kruiden, halfheesters of heesters, meestal met eene
zachte of zijdeachtige beharing. Bladeren 3-bladig gevind;
blaadjes gaafrandig, zonder steunblaadjes aan de bladspil.
Steunblaadjes aan den bladvoet vrij, dikwijls zeer klein
of spoedig afvallend. Bloemen gesteeld, met 2 steunblaadjes
aan den top der stelen, purper of rosé of wit, in oksel-
standige trossen of bundels, zelden in eindelingsche pluimen.
Schutbladen klein.
Omsteeks 25 soorten, in Noord Amerika en de gematigde streken
van Oostelijk Azië en in de bergstreken van tropisch Azië en
Australië. Onlangs door Maximowicz monographisch bewerkt in
diens Synopsis Generis Lespedeza, bestaat het geslacht thans uit
twee - ondergeslachten, waarvan het eerste, Eu-Lespedeza eene.
stompe, weinig gekromde kiel, en het tweede, Oxyramphis eene
scherpe, sterk gekromde kiel bezit. Tot het laatste ondergeslacht
bebooren de soorten vroeger onder de namen van Oxyramphis Wall.,
Phlebosporum Jungh. en Campylotropis Bunge beschreven. Onder
den laatstgenoemden geslachtsnaam vinden wij in Miquel’s Flora
2 soorten, C. cytisoides Benth. — L. cytisoides Max. en C. vjirgala
Mig. = L. enocarpa D C., voor Java opgêgeven.
32. L A T H Y R U S X.
Kelkbuis aan de basis meestal schuin of van achteren
bultig; tanden nagenoeg gelijk of de bovenste bet kortst.
Ylagje breed, omgekeerd ei vormig of cirkel vormig, uitgerand
, in een korten, breeden nagel versmald; vleugels
sikkel vormig, omgekeerd eivormig of langwerpig, in bet
midden licht samenhangende met de kiel of min of meer
vrij; kiel korter dan de vleugels, gekromd, stomp. Meeldraad
tegenover het vlagje vrij of met de overige min of
meer vergroeid; buis aan den bovenrand min of meer
ongelijk; helmdraden draadvormig of van boven verbreed;
helmknoppen éénvormig. Eierstok nagenoeg zittend of gesteeld,
met oo, zelden met 2—4, eitjes; stijl neergebogen,
bovenaan van de rugzijde afgeplat en dikwijls verhard,
aan de binnenzijde (welke door wringen van den stijl dikwijls
naar buiten gekeerd is) in de lengte gebaard, overigens
onbehaard; stempel eindelingsch. Peul samengedrukt
of nagenoeg rolrond, 2-kleppig, van binnen zonder
schotten, oo -zadig. Zaden kogelvormig, hoekig of zelden
samengedrukt; zaadstreng aan den top uitgespreid^ tot
een dunnen zaadrok, welke den korten of lijnvormigen
navel bedekt; zaadlobben dik; kiemworteltje neergebogen.
Kruiden, nu eens laag, dan weder door middel van
ranken klimmende. Bladeren gevind; bladsteel nu eens
in eene rank of ■ borstel, (zeer zelden in een blaadje)
eindigend, dan weder verbreed ■ als een phyllodium (bladachtige
stengel); blaadjes 2- of weinig- (zelden oo -) juk-
kig, gaafrandig, zelden geheel ontbrekend. Steunblaadjes
aan’ den bladvoet bladacbtig, half of geheel pijlvormig of
zelden aan de basis gaaf. Bloemen blauw, paarscb, rosé,
wit of geel, meestal groot, in trossen of afzonderlijk aan
lange, okselstandige stengels. Schutbladen spoedig afvallend,
meestal klein; schutblaadjes ontbrekend.
Aantal soorten omstreeks 170, in het noordelijk gedeelte van
heide halfronden en in Zuid Amerika voorkomende. Enkele soorten
worden in Indië in de tuinen gekweekt.
33. A B R U S L.
Kelk afgeknot; tanden zeer kort, de 2 bovenste min
of meer vergroeid. Ylagje eivormig, tot een korten, breeden
met de meeldradenbuis min of meer samenbangenden
nagel versmald; vleugels smal, sikkelvormig-langwerpig;
kiel langer en breeder dan de vleugels, boogvormig. Meeldraden
9 , tot eene van boven gespleten buis vergroeid;
meeldraad tegenover het vlagje ontbrekend; helmknoppen
éénvormig. Eierstok nagenoeg zittend; eitjes oo ; stijl kort,
gekromd, ongebaard; stempel knopvormig. Peul langwerpig
of lijnvormig, plat-samengedrukt, 2-kleppig, met meer of
minder duidelijk ontwikkelde tusschenschotten tusscben de