omgeven. Eierstok vrij, of half onderstandig, 1-hokkig
of onvolkomen 2 5-hokkig door tusschenschotten, welke
den top van de holte niet bereiken; stijl enkelvoudig of
ontbrekend, zelden verdeeld; stempel gaaf of gelobd;
eitjes 1 5 , hangend aan den top van eene centrale zaadlijst
of aan den zijwand of den top van de eierstokholte,
volgens sommigen bestaande uit eene naakte kern zonder
eihuid, volgens anderen uit eene zeer kleine kern met
eene zeer dikke eihuid; zaadstreng (of zaadlijst)-vaak aan
den top hoven het eitje verdikt. Yrucht vleezig of droog
met openspringend, 1-hokkig, 1-zadig, vrij of min of
meer met de kelkhuis en de schijf vergroeid. Zaad hangend;
kiemwit vleezig; gaaf of gelobd, zelden ontbrekend;
kiem worteltje naar boven gericht; zaadlobben bladachtig,
plat of gevouwen, zelden vleezig.
Boomen of^ heesters, zelden kruiden, soms klimmende.
Bladeren afwisselend, zelden tegenovergesteld, enkelvoudig
of gelobd, vin- of handnervig, zonder steunblaadjes.
Bloeiwijze in bijschermen, welke eindelingsch of oksel-
standig zijn, of buiten de oksels geplaatst, zittend of min
of meer gesteeld, zelden in hoofdjes bijeengevoegd zijn.
Aantal geslachten omstreeks 40 en soorten 190, die wijd ver- '
spreid zijn over de tropische streken van de heide halfronden.
Volgens Valeton’s Critisch overzicht der Olacineae B. et H
moet men deze groep van Bentham en Hooker veel eerder beschouwen
als eene vereeniging van drie families, Olacaceae, Opilia-
ceae en Icacmaceae. De laatste alleen, waarin hij twee onder-
. mines, de Icacineae en de Phytocreneae onderscheidt, kan
m de nabijheid der Mcaceae geplaatst worden. De beide andere
daarentegen, hehooren onder de Monochlamycleae en wel in de
onmiddellijke nabijheid der Santalaceae, waarmede de Opüiaceae-
misschien vereemgd moeten worden. Niettegenstaande deze beschouwing,
die op een grondig onderzoek berust, heb ik gemeend
mij aan de rangschikking van Bentham en Hooker te moeten
houden, omdat deze, al moge zij kunstmatig zijn, zich beter leent
voor het doel van dit werk nl. om, den weg. te leeren .vinden in de
Hora van Nederlandsch Indië. Ook blijven de geslachten bij Vale-
ton in hoofdzaak op dezelfde wijze gegroepeerd en wordt alleen de
rang dier groepen en hunne plaats in het stelsel veranderd. Bij de
°evolgd™^ ^6r ®eslaa*lten ^eb ik echter Valeton’s Monographie
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus i j Olaceae. Bloemen twee- of éénsiachtig. Meeldraden
al of niet in hetzelfde aantal als de bloembladen, in het laatste geval
tegenover deze geplaatst. Eierstok 2—5-Kokkig aan de basis, 1-hokkig
aan den top, of volkomen 1-hokkig; eitjes 2—3, hangend.
-j- Vruchtbare meeldraden in het halve, het dubbele of het
driedubbele aantal der bloembladen.
§ Vruchtbare meeldraden 10.
1. Ximenia. Bladeren afwisselend. Helmdraden vrij.
2. Scorodocarpus. Bladeren afwisselend. Helmdraden bijna
gehëel met de bloembladen vergroeid.
3. Ctenolophon. Bladeren tegenovergesteld. Helmdraden vrij
§§ Vruchtbare meeldraden meer of minder dan 10.
4. Olax. Bladeren afwisselend. Vruchtbare meeldraden 3—5.
5. Ochanostaohys. Bladeren afwisselend. Vruchtbare meeldraden
12—15.
fj- Vruchtbare meeldraden in hetzelfde aantal, als de bloembladen
' en tegenover deze.
6. Erytropalum. Kelk met de vrucht vergroeid. ^Staminodiën
5.' Eierstok 1-hokkig.
7. Strombosia. Kelk met de vrucht vergroeid. Staminodiën
ontbrekend. Eierstok 3—5-hokkig.
8. Anacolosa. Kelk niet met de vrucht vergroeid. Staminodiën
5. Eierstok 1-hokkig.
Tribus II. Opilieae. Bloemen twee- of éénsiachtig. Meeldraden
in hetzelfde aantal als—de bloembladen of bloemdekslippen en daartegenover
gesteld. Eierstok 1-hokkig, met 1 eitje.
-j- Bloemen zonder of met een onduidelijken kelk.
9. Cansjera. Schutbladen klein. Staminodiën 4—5. Eitje eerst
hangend, later opgericht.
10. LEPiONURUSi' Schutbladen zeer groot, op die van de hop
gelijkend. Staminodiën ontbrekend. Eitje opgericht.
11. Champereia. Schutbladen uiterst klein of ontbrekend.
Staminodiën ontbrekend. Eitje opgericht.'
-}-j- Bloemen mét duidélijken kelk en met bloemkroon.
12. Opilia. Schutbladen klein, vóór den bloei afvallend. Staminodiën
5.
Tribus III. Icacineae. Bloemen twee- of éénslachtig. Meeldraden
in hetzelfde aantal als de bloembladen en daarmede afwisselend.
Eierstok 1—2-hokkig met 1—2 eitjes, hangend van den top van het
hokje, zelden volkomen 2—3-hokkig met 1—2 eitjes in elk hokje.
■j- Kelk napvormig, met kleine tandjes klepswijze aaneensluitend
in den knop.
§ Eierstok met of zonder^ stijl. Steen met langsribben of strepen, niet
met netvormig verspreide holten.