f Helmknoppen 10—15, zonder orde opeengedrongen. Zadenmetkiemwit.
1. Sterculia. Hokjes van den eierstok met 2-co eities ODensprmgende
vruchten. F
2. Tarrietia. Hokjes van den eierstok met 1 eitie. Niet oDensprmgende
vleugelvruchten. ^
f f Helmknoppen 4—5, in een ring om de zuil. Kiemwit ontbrekend.
3. Heritiera. Helmknoppen 5. Hokjes van den eierstok met 1
eitje. Houtachtige, niet openspringeride vruchten.
4. Tetradia. Helmknoppen 4. Hokjes van den eierstok met
oo eitjes.
. r‘ ,t)u' H e l i c t e r e a e . Bloemen tweeslachtig. Bloembladen 5,
afvallend. Helmknoppen 5—15, gesteeld, op den rand van eene, aan
den top napvormig uitgezette zuil en aldaar met staminodiën afwisselend
Eierstok op een stamperdrager, die met de meeldraden zuil vergroeid is.
5. Kleinhovia. Helmhokjes uiteenwijkend. Vliezige, opgeblazen
doosvrucht. Zaden ongevleugeld. ' ~ . ë ’ Pë
6. Helicteres. Helmhokjes uiteenwijkend, soms ineenvloeiend.
Rijpe vruchtbladen, min of meer vrij, niet opgeblazen, vaak spi-
raalswijze gewonden. Zaden ongevleugelde
7. Pterospermum Helmhokjes evenwijdig. Leder- of houtachtige,
rolronde of 5-kantige, 5-kleppige doosvrucht. Zaden gevleugeld.
B
m S n i . n o m b e y e a e . Bloemen tweeslachtig. Bloembladen
plat, ohjvend Meeldradenbuis met helmknoppen aan den rand, welke
elk afzonderlijk of in groepen met staminodiën afwisselen.
8. Pentapetes. Schutblaadjes afvallend; helmknoppen 15, in
groepen van 3 met staminodiën afwisselend. Stijl enkelvoudig.
Eierstokhokjes elk met oo eitjes. Kruidachtige kelkbladen.
9. Melhania. Schutblaadjes blijvend. Helmknoppen elk afzonderlijk
met de staminodiën afwisselend. Stijl 5-spletig aan den top.
Tribus IV H e r m a n n i e a e . Bloemen tweeslachtig. Bloembladen
aan de bloem verwelkend, plat. Helmdraden alleen aan de basis
vergroeid; meeldraden 5, zonder staminodiën.
10 Melochia. Kelk klokvormig of opgeblazen-kogelvormig.
Jiierstok 5-hokkig. \ ° ö
11ü+m A.Ll HERIA' Kelk klokvoraQig- Eierstok vruchtblad bestaande. 1-hokkig, uit één
M Tribuf \ B n e t t n e r i e a e . Bloembladen aan de basis uitgehold;
Meeldradenbuis met helmknoppen aan den rand, afzonderlijk of in
groepen tusschen de staminodiën. - J
§ Meeldraden in ééne r ij; 2—4 helmknoppen tusschen
een paar staminodiën.
12. Abroma. Bloembladen met eene gesteelde, uitstaande, eironde
plaat ; 2—4 helmknoppen tusschen twee staminodiën. Doosvrucht
vliezig.
13. Theobroma. Bloembladen aan de basis genageld, hooger op
kapvormig, daarna omgebogen en in eene spatelvormige plaat
verlengd- 2—3 helmknoppen tusschen twee staminodiën. Steenvrucht
met eene houtige, 5-hokkige kern. Kiemwit ontbrekend.
14. Guazuma. Bloembladen aan de basis genageld, daarna kapvormig,
vervolgens omgebogen en in eene diep 2-spletige plaat
verlengd; helmknoppen 2—3 bijeen, op één steel tusschen twee
staminodiën. Kogelvormige, gestekelde doosvrucht.
§§ Meeldraden in ééne r ij; helmknoppen alleenstaand
tusschen een paar staminodiën.
15. Buettneria. Bloembladen genageld, daarna kapvormig,
' vervolgens omgebogen, aan de rugzijde in eene 3-spletige^plaat
verlengd en aan den top met de helmdradenbuis vergroeid. Gestekelde,
schotverbrekende doosvrucht.
16. Commersonia. Bloembladen aan de basis breed, uitgehold,
met eene lintvormige plaat. Doosvrucht met zachte borstels.
§§§ Meeldraden in meerdere rijen, de buitenste zonder helmknoppen.
17. Leptonychia. Bloembladen cirkelvormig, zonder aanhangsels.
1. S T E R C U L IA L.
Bloemen gemengdslachtig. Kelk buisvormig, 4 - 5 -
deelig, dikwijls gekleurd. Bloembladen ontbrekend. Meeldradenzuil
een kluwen of ring van zittende, 2 -hokkige
helmknoppen dragende. Stamper zittend of gesteeld, uit
4 _.5 vruchtbladen bestaande, die tegenover de kelkbladen
geplaatst zijn en elk 2 -oo eitjes bevatten; stijlen aan de
basis vergroeid; stempels evenveel als vruchtbladen, vrij,
straalswijze uitgespreid. Rijpo vruchtbladen vrij, kokervruchtvormig,
zittend of gesteeld, houtachtig of vliezig
Zaden 1 of 0 0 , naakt, soms met een zaadrok, soms gevleugeld
; kiemwit tweedeelig, plat of geplooid; zaadlobben
plat, dun. met het kiemwit samenhangend of dik en
vleezig; kiemworteltje al of niet in de nabijheid van
den navel.
Boomen of heesters. Bladeren enkelvoudig, handvormig
gelobd of samengesteld. Bloeiwijze pluimvormig, oksel-
standig of eindelingsch.
Omstreeks 60 soorten, voorkomende, in de tropische gewesten
van de beide halfronden, maar hoofdzakelijk in tropisch Azië; in
Nederlandsch Indie een 30-tal. Tot Sterculia rekenen Bentham en
Hooker ook de geslachten Carpophyllum Miq., Firmiana Marsigli
en Pterocymbium'"Br,