556 LVI. ONAGRACEAE.
5. Nesaea Comm.
lanceolata Koehne.— Ammannia lanceolata Wall. — Amman-
nta verticillata Wight et Am . (Maleische Archipel?)
6. Lagerstroemia L.
Indica L. (Molukken, Java.)
Engleriana Koehne. (Timor.)
ovalifolia Teysm. et Binnend. — L. Celebica Bl. — L.
hexaptera Miq. — L. Riedeliana Oliv. (Malakka, Java,
Celebes.)
villosa Wall. (Malakka.)
speciosa Pers. — L. Beginae Boxb. — Adambea glabra
Lam. (Java, Sumatra, Borneo, Celebes.)
Loudoni Teysm. et Binnend. (Buitenzorg, gekweekt.)
punctata Bl. (Maleische Archipel?)
turbinata Koehne. (Penang.)
floribunda Jack. (Penang? Timor?)
7. Lawsonia L.
inermis L. L. spinosa L . — L. alba Lam. —^ Alcanna
spinosa Gaertn. (Java, Sumatra, Celebes, Ambon, Timor.)
8. Crypteronia Bl.
pubescens Bl. — Renslovia pubescens Wall. — Henslovia
affinis Planch. (Penang.)
paniculata Bl. — Henslovia paniculata Miq. (Java.)
Griffithii Clarke. (Malakka.)
9. Ddabanga Ham.
Moluccana Bl. (Ambon, Java, Bali.)
10. SoNNERATIA L. f.
apetala Ham. (Maleische Archipel?)
acida L. f. — S. Pagatpat Blanco ? — S. obovata Bl.? ^
S. evenia Bl. ? Sjgg S. lanceolata B l . f (Java, Timor,
Borneo, Celebes, Ambon enz.)
alba Smith. (Malakka, Maleische Archipel, Nieuw Guinea.)
11. Punica L.
Granatum L. — P. nana L. (Overal gekweekt.)
F am. l y i . ONAGrRACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I, p. 785.— Miquel, FI. Ind.
Bai;. I 1 p. 625 en p. 635 ( Trapa.). — Clarke in Hooker, FI. of
Br. Ind. I I , p. 582. | '
Bloemen meestal tweeslachtig, regelmatig of zelden
onregelmatig. Kelkbuis met den eierstok geheel en al
LVI. ONAGRACEAE. 557
vergroeid, dikwijls voorbij deze in een 2—4- (zelden
5—6 -)deeligen zoom verlengd en niet zelden gekleurd;
kelklobben in den knop klepswijze aaneensluitend.
Bloembladen meestal 2—4 , zelden ontbrekend, aan de
basis van de schijf, als deze aanwezig is, ingeplant,
spoedig afvallend, ineengedraaid. Meeldraden 1—8 , zelden
5 , 6 of 1 2 , evenals dë meeldraden en in 2 rijen
ingeplant, waarbij de eene rij soms zonder helmknop-
pen is ; helmdraden meestal draadvormig, soms neergebogen,
zelden, in het geval dat er 8 zjjn, ook met den
stijl vergroeid; helmknoppen langwerpig of lijnvormig,
zelden 2 -lobbig of bol vormig, aan de rugzijde van den
belmdraad vastgehecht, 2 -hokkig, van binnen openspringend
; stuifmeel driehoekig. Schijf epigynisch, den kelkzoom
bekleedend, gelobd, golvend of uit klieren bestaande.
Eierstok onderstandig, meestal 4-hokkig, of, doordat de
schotten onvolkomen zijn, 1 -hokkig; in ieder hokje 1 of
oo eitjes, in het laatste geval in 1—2 , zelden in oo rijen,
klimmend of hangend, meestal anatroop. Vrucht verschillend,
in den vorm van eene doosvrucht, noot of
bes, meestal lang en schot- of hokverbrekend met 4
kleppen, die van de zaaddragende as loslaten. Zaden
talrijk, weinige of slechts 1 , meestal klein; zaadhuid
vliezig of lederachtig, glad of met wratjes; kiemwit
ontbrekend of in eene dunne la ag ; kiem meestal omgekeerd
eivormig, met samengedrukte, plat-bolle, soms
dunne, zelden gekromde en hoogst zelden ineengerolde
zaadlobben en een zeer kort, recht kiemworteltje.
Eenjarige of overblijvende, reukelooze kruiden, zelden
heesters en nog veel zeldzamer hoornen, eenige weinige
soorten het water bewonend. Bladeren tegenovergesteld
en afwisselend, vliezig, niet ingesneden of zelden vinspletig,
gaafrandig, getand of gezaagd, zonder klieren. Steun-
blaadjes ontbrekend. Bloemen meestal okselstandig en
alleenstaand of aan de toppen der takken tot aren of
trossen, of zelden tot pluimen vereenigd.
Aantal soorten omstreeks 300, in de gematigde streken van de
geheele wereld wijd verspreid, tusschen de keerkringen zeldzaam.