knop dakpanswijze dekkend. Bloembladen 5, hypogynisch
of licbt perigynisch, nu ëèns ongelijk, het onderste grooter
of van anderen vorm dan de overigen, dikwijls gespoord
zijnde dan weder nagenoeg gelijk, soms in den knop dakpanswijze
dekkend, doch meestal gedraaid. Meeldraden 5,
hypogynisch of een weinig perigynisch. Helmknoppen
opgericht, om den eierstok in een kring samenkomende
of vergroeid, zittend of met korte helmdraden. Helm-
bindsel dikwijls verbreed of buiten de hokjes in een
vliezig aanhangsel verlengd; helmhokjes met eene langs-
spleet, zelden met eene opening aan den top openspringende.
Staminodiën 5-oo of ontbrekend. Eierstok vrij,
zittend, 1-hokkig met 3 (zelden 4—5), wandstandige
zaadlijsten; stijl enkelvoudig; stempel knodsvormig afgeknot
of napvormig, gaaf of gelobd; eitjes talrijk, ana-
troop. Driehokkige doosvrucht, zelden eene bes. Zaden
klein; kiemwit vleezig; kiem recht; zaadlobben vlak.
Kruiden of heesters. Bladeren afwisselend, zelden tegenovergesteld,
gaafrandig of zelden ingesneden. Steunblaadjes
aanwezig bij de heesters, spoedig afvallend.
Bloemen okselstandig, alleenstaand of in tros- of pluim-
vormige bij schennen, zelden in enkelvoudige trossen.
Bloemstelen gewoonlijk met 2 schutblaadjes.
Over den geheelen aardbodem verspreid, 21 geslachten, 240
soorten.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. V i o l e a e . Bloemkroon onregelmatig; onderst bloemblad
ongelijk aan de andere. Staminodiën ontbrekend. Doosvrucht hokver--
brekend openspringend.
1. Vio l a . Kelkbladen min of meer gelijk, aan de basis verlengd.
Onderst bloemblad spoor- of zakvormig. 2
2. J onidium. Kelkbladen min of meer gelijk, aan de basis niet
verlengd. Onderst bloemblad aan de basis bultig of zakvormig.
Tribus II. A l s o d e i e a e . Bloembladen nagenoeg gelijk, met zeer
korte nagels. Staminodiën 9. Hokverdeelende doosvrucht of bes.
3. Alsodeia. Bloembladen 5, vrij. Helmbindsel aan den top
verlengd.
4. Gestroa. Bloembladen 5 , vrij. Helmbindsel niet aan den top
verlengd.
Tribus III. $ a u v a g e s i e a e . Bloembladen gelijk. Draadvormige of
bloembladachtige staminodiën 5-oo , vrij of tot eene buis vergroeid.
Doosvrucht aan den top schotverdeelend, driekleppig.
5. Sauvagesia. Staminodiën dimorph, de buitenste co, draadvormig,
de binnenste 5, bloembladvormig.
6. SCHUURMANSIA. Staminodiën oo , alle lijnvormig.
7 Neckia. Staminodiën dimorph, de buitenste klein, borstel- of
klier vormig, de binnenste omstreeks 10, knodsvormig, aan de basis
met de meeldraden vergroeid.
1. VIOLA L.
Kelkbladen met een aanhangsel aan de basis. Bloembladen
opgericht of uitgespreid, het onderste het grootst,
met een spoor- of zakvormig aanhangsel. Helmknoppen
vergroeid; helmbindsel van de twee onderste vaak aan
de basis gespoord. Stijl knodsvormig of afgeknot; top recht
of schuin; stempel stomp, gelobd of napvormig. Dneklep-
pige doosvrucht. Zaden eivormig of kogelrond.
Kruiden, zelden van onderen heesterachtig. Bladeren
afwisselend. Steunblaadjes blijvend, meestal bladachtig.
Bloemen op 1-, zelden 2-bloemige stengels, dikwijls
dimorphisch, sommige met groote bloembladen, die weinig
zaden bevatten, andere met kleine of ook zonder
bloembladen en talrijke zaden.
Omstreeks 100 soorten, in de gematigde luchtstreken; in de
tropische alleen op de bergen. Een 7-tal soorten komt volgens
Miqdel in Nederlandsch Indië voor.
2. JO N ID IU M Vent.
Kelkbladen 5, min of meer gelijk, _ zonder aanhangsels
aan de basis. Bloembladen 5, oranje of purperkleurig,
genageld, het onderste grooter dan de overige, aan de
basis zak- of spoorvormig verlengd, de 4 andere zittend,
niet gespoord, breed lancetvormig. Meeldraden 5. xieim-
knoppen vergroeid of vrij, 2 of 4-bultig of spoorvormig
aan de rugzijde. Eierstok eivormig; stijl knodsvormig,
gebogen; stempel schuin. Doosvrucht 3-kleppig, bijna
kogelvormig, met weinige zaden. Zaden kogelvormig;
zaadhuid korstachtig.
Kruiden of halfheesters. Bladeren afwisselend, zelden
tegenovergesteld. Steunblaadjes priemvormig. Bloemen
okselstandig.
Omstreeks 40 soorten, hoofdzakelijk uit tropisch Amerika. In
Engelsch Indië 2. Slechts ééne soort J. suffruticosum Ging. —■
J. enneaspermum DC. komt in Nederlandsch Indië voor. Een tweede