standig, in trossen of pluimen of afzonderlijk. Bladeren evengevind.
Peul rolrond of plat, meestal lijnvormig of langwerpig, meestal
2-kleppig,
74. Abaiïria. Kelk in den knop smal dakpanswijze dekkend of
min of meer klepswijze aaneensluitend. Bloembladen 5, zeer smal
gelijk. Meeldraden 5, gelijk; helmdraden in den knop knievormig
nedergevouwen; helmknoppen met eindelingsche poriën openspringend.
Geen staminodiën. Eierstok met 1 eitje. Bloemenkin pluimen
aan de toppen der takken. Bladeren, onevengevind. Peul
onbekend.
75. Koompassia. Kelkdeelen in den knop nagenoeg klepswijze
aaneensluitend. Bloembladen 5, smal, nagenoeg gelijk, met zeer
korte, rechte helmdraden en in de lengte openspringende, eivormige
helmknoppen. Geen staminodiën. Peul langwerpige gevleugeld.
Bloemen in okselstandige of eindelingsche , uit bijschermen
samengestelde pluimen. Bladeren onevengevind:
76. Dialium. Kelk in den knop breed dakpanswijze dekkend.
Bloembladen of 1—2, zeer klein, of geheel ontbrekend. Meeldra
den 2; geen staminodiën. Peul éi- of kogel vormig, niet openspringend.
Eierstok met 2 eitjes. Bloemen in oksel- of eindstandige,
uit bijschermen samengestelde-pluimen. Bladeren onevengevind.
Tribus XI. Banhinieae. Bladeren enkelvoudig, gaafrandig, 2-
lobbig, zelden uit 2 vrije blaadjes gevormd. Kelk voorbij de schijf
vergroeid of klepswijze gedeeld of zelden 5-lobbig, met dakpanswijze
dekkende lobben of tanden. Bloembladen 5. Helmknoppen bewegelijk.
Steel van den eierstok vrij of met de kelkbuis'vergroeid. Eitjes 2-oo.
Zaden met kiemwit.
77. Bauhinia. Bladeren 5-oo-nervig of, waar het blad uit 2
vrije blaadjes gevormd i s , deze 2-oo -nervig. Bloembladen opgericht
°f uitgespreid, weinig in grootte verschillend. Peul ongevleugeld,
langwerpig of lijnvormig, recht of schuin, zelden sikkelvörmig.
Eierstok met 2-oo eitjes, meestal gesteeld. Meeldraden 10 of
minder, vrij of aan de basis een weinig vergroeid; helmknoppen
eivormig of langwerpig, bewegelijk.
Tribus XII. Amherstieae. Bladeren even-, zelden onevengevind,
uit 2-co, zelden uit 1 blaadje bestaande. Kelkslippen tot de schijf
vrij, in den- knop dakpanswijze dekkend, zelden klepswijzè aaneensluitend.
Bloembladen 5 of minder of ontbrekend. Helmknoppen bewegelijk.
Steel van den eierstok soms met de schijfdragende kelkbuis
vergroeid. Eitjes 2-oo . Kelkslippen (bij de Indische geslachten) 4.
78. Amherstia. Bloemknoppen door twee gróote, blijvende,.
schutblaadjes ingesloten. Bloembladen 5, 3 even lang, doch 1
breed en de beide andere smal, en 2 uiterst klein. Meeldraden
10, waarvan 9 aan de basis vergroeid zijn en het tiende vrij is.
Blaadjes veeljukkig. (In Nederlandsch Indië gekweekt).
79. P ahddia. Schutblaadjes spoedig afvallend. Eén groot en
lang genageld bloemblad, de overige rudimentair of ontbrekend.
Meeldraden 7, hoog éénbroederig; staminodiën 2, klein of ontbrekend.
Blaadjes 2-co -jukkig.
80. Afzelia. Schutblaadjes spoedig afvallend. Eén groot en
lang genageld bloemblad; de overige rudimentair of ontbrekend.
Meeldraden 3—8, vrij ; staminodiën weinig, klein of ontbrekend.
Blaadjes 2-co -jukkig.
81. Tamarindes. Schutbladen en schutblaadjes gekleurd, spoedig
afvallend. Volkomen bloembladen 3, rudimentaire 2. Meeldraden
éénbroederig, 3 volkomen en tot eene buis verbonden met
eenige weinige, kleine tandvormige staminodiën. Bladeren even-
gevind; blaadjes veeljukkig, klein.
82. Trachylobium. Schutbladen en schutblaadjes vóór den
bloei afvallend. Volkomen bloembladen 5 of 3, genageld, min of
méér gelijk, de 2 onderste soms rudimentair. Meeldraden 10.
Bladeren uit 2 blaadjes samengesteld (Alleen gekweekt.)
83. Saraca. Schutblaadjes blijvend, gekleurd, kleiner, dan de
kelk. Bloembladen ontbrekend. Meeldraden 3—9, vrij. Bladeren
evengevind.
Tribus XIII. Cynometreae. Bladeren evengevind met 2—oo
blaadjes. Kelkslippen tot aan de schijf vrij, dakpanswijze dekkend ot
klepswijze aaneensluitend. Bloembladen 5_of minder of ontbrekend.
Helmknoppen bewegelijk. Eierstok met 1—:2 eitjes. Bloemen dikwijls
klein.
84. Sindora. Eén bloemblad. Meeldraden kort eenbroederig, 2
volkomen, de overige met onvruchtbare helmknoppen of zonder
helmknoppen. Kelk en vrucht gestekeld.
f ’ 85. Gynometra. Vijf bloembladen. Meeldraden 10 co , vrij, alle
• vruchtbaar. Kelk en vrucht rimpelig, doch niet gestekeld. Eierstok
met 2 eitjes,' waarvan één tot: ontwikkeling komt. Blad-
knoppen kort. Bladeren evengevind; bladspil voorbij de blaadjes
niet verlengd.
86. Maniltoa. Vijf bloembladen. Meeldraden 10—15. Kelk en
vrucht rimpelig, dóch niet gestekeld. Eierstok met 2 eitjes, die
beide tot ontwikkeling komen. Bladeren evengevind; bladspil ver
- voorbij de bladspil verlengd. Bladknoppen meer dan een halven
voet lang.
Onderfamilie III. MIMOSEAE *).
Bloemen regelmatig, meestal 5-, soms 4-tallig, zelden
3- of 6-tallig. Kelkbladen (behalve bij de Parkieaë) klepswijze
aaneensluitend, tot een 5-tandigen of 5-lobbigen
kelk vergroeid, zelden vrij; schijf ontbrekend. Bloembladen
evenveel als kelkbladen, vrij of tot eene gelobde
bloemkroon vergroeid, hypogynisch of onduidelijk perigy- l
l) Door Bentham in Transactions of Linn. Soc. 1875, XXX, p. 335
monographisch bewerkt. Daar deze echter de exemplaren van ’s Rijks
Herbarium bij de bewerking niet in handen heeft gehad, zijn er
misschien nog talrijke door hem niet vermelde soorten.