17. P O POW IA EncU.
Kelkbladen 3, eivormig, klepswijze aaneensluitend in
den knop. Bloembladen 6, in 2 rijen, klepswijze aaneensluitend
in den knop, kort, eivormig, hol, weinig verschillend
of de buitenste meer uitgespreid. Meeldraden
oo, wigvormig; helmbindsel boven de hokjes afgeknot-
verbreed. Bloembodem een weinig verheven. Stampers oo ;
stijl groot, langwerpig of min of meer knodsvormig, recht of
gebogen; eitjes 1—2 aan de buikzijde, zelden 1, basilair,
opgericht. Vruchtjes besvormig, kogel-of eirond, gesteeld.
Boomen. Bloemen klein, alleenstaand of in bundels,
buiten de bladoksels of tegenover de bladeren, kort gesteeld.
Aantal soorten omstreeks 20, alle tropisch of bijna tropisch,
1 in Australië, 2 in Afrika, 17 in Azië; in Nederlandsch Indië
een 12-tal.
18. E B U R O P E T A L UM Becc.
Kelkbladen 3, eivormig, in den knop klepswijze aaneensluitend,
aan de basis samengegroeid. Bloembladen 3,
klepswijze aaneensluitend in den knop, afgerond-eivormig,
zeer dik, hol; de binnenste ontbrekend. Meeldraden tal-
rjjk, met aan de rugzijde geplaatste helmhokjes; helmbindsel
tusschen de hokjes afgeknot-rondachtig. Bloembodem
vlak. Stampers weinig, met korten stijl en
wratachtig stekeligen stempel; één eitje van af de basis
opgericht.
Heester met onbehaarde takken en dikke elliptische of
langwerpig-elliptische, gesteelde bladeren. Bloemen alleenstaande
buiten den bladoksel, gesteeld, van middelmatige
grootte.
Eéne soort, E. Borneense, door Beccari op Borneo (Sarawak)
gevonden.
De naam Eburopetalum doelt op de i voorkleur en niet op de consistentie
der bloembladen.
19. A R A R O C A R PU S Scheff.
Kelkbladen 3, min of meer hart-eivormig, spits. Bloembladen
6 , min of meer gelijk, 2-rijig, geopend, lang-
werpig, vlak, de binnenste min of meer uitgehold aan
de basis. Meeldraden in onbepaald aantal, vierzijdig-wig-
vormig; helmbindsel voorbij de hokjes afgeknot-verbreed.
Bloembodem hoog, neergedrukt-kegelvormig, met lange
haren bedekt. Stampers 8—12, min of meer vergroeid;
stijl langwerpig met stijve haren bezet; eitjes talrijk,
2-rijig. Besvruchten tot éone yeelliokkige, kantige, min of
meer afgeplat bolvormige schijnvrucht samengesmolten.
Kleine boom met kort gesteelde, elliptische bladeren en in
de bladoksels alleenstaande bloemen.
De eenige soort, A. velutinus Scheff., werd door den auteur
aan de zuidkust van Java gevonden.
20. O X YM IT R A BI.
Kelkbladen 3, eirond. klepswijze aaneensluitend in den
knop, ' dikwijls aan de basis vergroeid. Bloembladen 6,
in 2 dakpanswijze dekkende rjjen, de buitenste verlengd,
vlak, dun, de binnenste kleiner, eirond of langwerpig
om de geslachtswerktuigen samenkomende, soms aan de
basis vernauwd. Meeldraden c o , lijnvormig-langwerpig;
helmbindsels voorbij de hokjes afgeknot-verbreed. Bloembodem
lang kegelvormig of min of meer afgeknot. Stampers
oo ; stijl omgekeerd eirond, eitjes 1—2, van af de
basis opstijgende met verlengde zaadstrengen; vruchtjes
gesteeld, niet openspringend, 1-zadig.
Klimmende heesters. Bladeren evenwijdig-nervig met
talrijke dwarsche nerven. Bloemen groot, gesteeld, alleenstaand
buiten de bladoksels.
Aantal soorten 23, waarvan 20 in tropisch Azië, 3 in tropisch
Afrika. Door Blume werd het geslacht eerst als een sectie van
Polyalthia beschreven. In Nederlandsch Indië een twaalftal soorten.
21. PHAEANTHUS Hook.'f. et Th.
Kelkbladen 3, klein, klepswijze aaneensluitend in den
knop. Bloembladen 6, 2-rijig, klepswijze aaneensluitend
in den knop, de buitenste van den vorm der kelkbladen,
de binnenste veel grooter, lederachtig, vlak, om de voortplantingsorganen
opgericht, samenkomende. Meeldradenco ,
lijnvormig; helmbindsel boven de helmhokjes afgeknot-
verbreed. Bloembodem weinig verheven met platten top.
Stampers co, met langwerpigen stijl; 1 2 eitjes, aan de