donii DC. — Cleome Chelidonii L.f., welke in Britsch Indië
tehuis behoort, wordt door H ooker en T homson ook voor Java
opgegeven.
3. G Y N A N D R O P S IS DC.
Kelkbladen 4, uitgespreid. Bloembladen 4, uitgespreid,
lang genageld, open in den knop. Meeldraden 6; helm-
draden yan onderen vergroeid met den dunnen stamper-
drager, van boven uitgespreid. Eierstok gesteeld, eitjes
talrijk. Doosvrucht verlengd, gesteeld; kleppen twee, loslatende
van de zaaddragende zaadlijsten. Zaden niervormig,
zwart, ruw.
Klierachtig behaarde of kale kruiden, Bladeren handvormig,
5-tallig, lang gesteeld. Bloemen in trossen.
Aantal soorten 10, in de tropische streken van heide halfronden.
Slechts ééne soort in Nederlandsch Indië: G. pentaphylla DC.
4. C A P PA R IS L.
Kelkbladen 4, vrij, dakpanswijze dekkend in 2 rijen
of de 2 buitenste min of meer klepswijze aaneensluitend.
Bloembladen 4, zittend, in den knop dakpanswijze dekkend.
Meeldraden in onbepaald aantal op den bloembodem ingeplant
aan de basis van den langen stamperdrager. Eierstok
gesteeld, 1—4-hokkig; stempel zittend, eitjes talrijk op
2—6 wandstandige zaadlijsten. Yrucht vleezig, zelden
met kleppen openbarstende. Zaden talrijk, in het zaadmoes
liggende, zaadhuid bros of lederachtig; zaadlobben ineengerold.
Boomen of heesters, rechtopstaande, neerliggend of
klimmend, ongewapend of gedoomd. Steunbladen met
doornvormige borstels. Bladeren enkelvoudig, zelden ontbrekend.
Bloemen wit of gekleurd, dikwijls groot.
Aantal soorten 120, in alle warme luchtstreken behalve in
Noord-Amerika. Volgens Miq d e l komen 19 soorten voor in den
Maleischën Archipel.
5. C R A T A E V A L.
Kelkbladen 4, van onderen met de gelobde schijf samenhangend.
Bloembladen 4, lang genageld, open in den
knop. Meeldraden in onbepaald aantal aan de basis van
den stamperdrager en daarmede vergroeid. Eierstok op een
dunnen stamperdrager, 1-hokkig; stempel zittend, neer gedrukt;
eitjes talrijk op 2 wandstandige zaadlijsten. Bessen
vleezig. Zaden in zaadmoes liggend.
Boomen. Bladeren S-tallig. Bloemen groot, geel of purper;
gemengdslachtig in okselstandige en eindelingsche tuilen.
Soorten omstreeks 6, in alle tropische streken voorkomende.
Miq u el noemt er 3 op voor Nederlandsch Indie: C. Naruala Ham.,
C. tumulorum Miq. en C. mefribrcinifolici Miq.
6. OA D A BA Forsk.
Kelkbladen 4 , ongelijk, afvallend, de 2 buitenste klepswijze
de binnenste bedekkend. Bloembladen 2—4,
zelden ontbrekend, op de basis van den bloembodem ingeplant,
genageld, 2 meestal grooter dan de overige.
Stamperdrager steelvormig, aan de basis voorzien van eene
lange, aan den top getande buis of van een helmvormig
aanhangsel. Meeldraden 4—8, op den top van den
stamperdrager ingeplant; helmdraden vrij of aan de
basis vergroeid* dikwijls neergebogen. Eierstok met
2—4 zaadlijsten en oo , 2-rijige eitjes; stempel zittend,
onaanzienlijk. Bes cilindrisch, sappig en niet openspringend
of lederachtig en openspringend. _ Zaden mm of
meer kogelvormig; zaadhuid kraakbeenachtig; zaadlobben
opliggend, ineengerold, kiemworteltje kegelvormig.
Heesters ongewapend of met doornen aan de toppen der
' takken, soms bladerloos, kaal, of met verspreide klierharen
bedekt. Bladeren enkelvoudig of 3-tallig. Bloemen oksel-
standig, alleenstaand of in trossen of tuilen.
Omstreeks 12 soorten in tropisch en subtropisch Afrika en Azië-
C. capparoides DC. welke op Timor gevonden werd, komt ook in
Australië voor.
F am. x i . VIOLACEAE.
Bentham et H oo k er, Gen. Plant. I, p. 114. — Be c c . Males. I, p.
184. — Miq. Ann. IV, 217. — Illustr. p. 66.
Bloemen tweeslachtig, zelden gemengdslachtig, regelmatig
of onregelmatig. Kelkbladen 5, al of niet gelijk, in den