samenhangende, langwerpig of min of meer cirkelvormig,
één 1-hokkig, de overige 2-hokkig, soms alle 2-hokkig;
met rechte, zelden gekromde hokjes en een soms verlengd
helmbindsel; stuifmeel glad, in drogen toestand met 3
voren, bij bevochtiging kogelvormig, met 3 poriën.
Rudimentaire stamper kogel- of ringvormig, zelden 3-
lobbig. Vrouwelijke bloemen: Kelk en bloemkroon als
bij de mannelijke. Staminodiën 3, zelden helmknoppen
dragend of ontbrekend. Eierstok ei-, kogel- of spoelvor-
mig, met 3 zaadlijsten, onder de bloem samengetrokken;
stijl kort, aan de basis door eene ringvormige schijf
omgeven; stempels 3, lijnvormig, zelden 2 of één 3-
lobbige stempel; eitjes meestal talrijk, horizontaal. Yrucht
eene kleine, kogel-, ei- of spoelvormige besvrucht. Zaden
in gering of groot aantal, eivormig of langwerpig, samengedrukt
of zelden gezwollen, meestal gerand, glad of
zelden met groefjes.
Dunne, klimmende of nederliggende, éénjarige of overblijvende
kruiden. Bladeren gaafrandig of min of meer
gelobd, meestal vliezig. Ranken enkelvoudig of zelden
2-spletig. Bloemen klein, geel of wit, de mannelijke in
trossen of tuilen, zelden in bundels of nog zeldzamer
alleenstaand, de vrouwelijke alleenstaand, of in bundels
of tuilen.
Aantal soorten 54, in alle tusschen de keerkringen gelegen gewesten
voorkomende, in Nederlandsch Indië 11. In Miqijel’s Flora
vinden wij de laatste bijna alle opgenoemd onder de geslachten
Aechmandra Am ., Bryonia L., Zehneria Endl., Karivia Am ., en
Bryonopsis Am.
15. M U E L L E R R A G IA Cogn.
Bloemen éénhuizig. Mannelijke bloemen: Kelkbuis kort,
klokvormig; lobben 5, zeer klein, driehoekig. Bloemkroon
rad vormig, diep 5-deelig. Meeldraden 3, vrij, zittend in
het midden van de kelkbuis, aan de rugzijde vastgehe'cht;
helmknoppen klein, één 1-bokkig, de overige 2-hokkig,
met lijnvormige, van boven naar binnen gevouwen hokjes
en een breed, doch niet verlengd helmbindsel; stuifmeel
kogelvormig, glad. Rudimentaire stamper ontbrekend.
Vrouwelijke bloemen: Kelk en bloemkroon als bij de
mannelijke. Staminodiën ontbrekend. Eierstok eivormig,
met borstels bekleed; schijf ontbrekend; stijl dun, kort, met
2 lijnvormige, stomp tweelobbige stempels; eitjes talrijk,
horizontaal, aan 2 zaadlijsten vastgehecbt. Yrucht min of
meer vleezig, eivormig, gesnaveld, met dichte, zachte stekels,
min of meer schuin, niet openspringend. Zaden talrijk,
langwerpig, samengedrukt, zonder rand en met eene
gladde zaadhuid.
Dun, klimmend kruid. Bladeren eivormig, hoekig
3—5-lobbig. Ranken enkelvoudig. Bloemen klein, de
mannelijke in trossen in dezelfde bladoksels met alleenstaande
vrouwelijke, en van schutbladen voorzien, die nier-
of cirkelvormig zijn met gaven rand en op steunblaadjes
gelijken. Yrucht klein.
Eéne soort, M. Timorensis Cogn., op Timor voorkomende.
16. C E R A S IO C A R PUM Hook. f.
Bloemen éénhuizig. Mannelijke bloemen : Kelkbuis wijd
klokvormig; tanden 5, klein. Bloemkroon radvormig, 5-
deelig, met breed eivormige segmenten. Meeldraden 3,
uiteenstaand, vrij, ingeplant op de keel van den kelk,
met zeer korte helmdraden; helmknoppen kort, schuinschotelvormig,
aan de rugzijde ingeplant, één 1-hokkig,
de overige 2-hokkig, met rechte hokjes en een niet verlengd
helmbindsel; stuifmeel glad, kogelvormig, met 3
voren. Rudimentaire stamper ontbrekend.. Vrouwelijke
bloemen: Kelk en bloemkroon als die van de mannelijke.
Staminodiën ontbrekend. Eierstok eivormig, met 2—3
zaadlijsten; stijl zuilvormig, zonder schijf aan de basis,
en met een 2-lobbigen stempel; eitjes in elk hokje 2,
zelden 3, horizontaal. Yrucht klein, dwars langwerpig,
glad, vleezig, niet openbarstend, 2—6-zadig. Zaden breed
eivormig, gezwollen, met afgeronde randen en eene bleeke,
, gladde, korstachtige zaadhuid.
Min of meer onbehaard, klimmend kruid, met langwerpige,
aan de basis hartvormige of pijlvormig-3-lobbige
bladeren. Ranken enkelvoudig. Bloemen klein, zonder
schutbladen, geel, de mannelijke in trossen, de vrouwelijke
alleenstaand in dezelfde bladoksels met de mannelijke..
Yrucht van de grootte en de kleur eener kers.
Eéne-soort, C. Bennettii Cogn., op Java en Ceylon voorkomende,
doorMiQUEi, tot Bryonopsis Arn., (Br. Bennettii Miq.), door Thwaites
to t Aechmandra Am., (Aechm. Zeylanica Thwait.), door Clarke tot