eindelingsche of okselstandige bijschermen of pluimen,
soms in op katjes gelijkende bundels of in door een
omwindsel omgeven hoofdjes.
Aantal soorten omstreeks 75, over de geheele wereld verspreid,
doeh meestal in de gematigde streken voorkomende. De samenhang
van de in deze familie voorkomende geslachten werd vroeger
niet ingezien, onder anderen vinden wij deze bij Endlicher
in zijn Genera Plantarum in 4 verschillende families verdeeld,
n.1. de Corneae, de Alangieae, de Garryaceae en de Nyssaceae.
Tot de laatste behooren twee planten, welke onder de namen van
Agathisanthes BI. en Ceratostaehys BI. door Miquel in de nabijheid
der Hamamelidaceae geplaatst waren.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
j- Bloemen tweeslachtig. Bloembladen in den knop klepswijze
aaneensluitend.
§ Bloembladen riemvormig. Helmknoppen lang, aan de basis
vastgehecht. Stijl lang. Bladeren afwisselend.
1. Alangium. Bloembladen 5J—10. Meeldraden meestal in het
2- of 4-voud van de bloembladen. Eierstök 1-hokkig. Kiemwit
uitgevreten. Bloemen in bundels.
2. Marlea. Bloembladen 4—8. Meeldraden in hetzelfde aantal
als de bloembladen. Eierstok 1—3-hokkig. Kiemwit gelijkmatig.
Bloemen in tot pluimen vereenigde bijschermen.
§§ Bloembladen kort. Helmknoppen kort, ruggelings vastgehecht. Stijl
kort. Bladeren afwisselend of tegenovergesteld.
3. Mastixia. Bloembladen 4—5. Meeldraden in hetzelfde aantal
als de bloembladen. Eierstok 1-hokkig. Kiemwit niet uitgevreten.
Bloemen in pluimen.
f f Bloemen éénsiachtig. Bloembladen in dm knop dakpansunjze
dekkend bij de mannelijke, ontbrekend of zeer klein bij de
vrouwélijke bloemen.
4. Nyssa. Bloembladen en meeldraden 5—oo. Eierstok 1-hokkig.
Kiemwit niet uitgevreten. Bladeren afwisselend. Bloemen in
gesteelde hoofdjes of korte trossen.
1. A LA N G IUM Lam.
Bloemen tweeslachtig. Kelkbuis tol vormig, vaak gevoord;
kelkzoom verwijd, 5—10-tandig of afgeknot. Bloembladen
5§S-10, riemvormig, eindelijk teruggeslagen of ineengerold,
in den knop dakpanswijze dekkend. Meeldraden
in bet 2- of 4-voud van de bloembladen, met draadvormige
of afgeplatte, min of meer langharige helmdraden;
helmknoppen lang-iijn vormig, met smalle, tegen bet helm-
bindsel aangegroeide, zijdelings openbarstende hokjes.
Schijf kussen vormig, in bet midden ingedrukt, gelobd of
gekarteld. Eierstok 1-hokkig; stijl smal knodsvormig of
draadvormig, met knods- of knopvormigen, 4—oo -sple-
tigen of oo -lobbigen stempel, met dubbel gevouwen
lobben; eitje 1, hangend aan den top van het hokje. Besvrucht
gekroond door den kelkzoom. Zaad langwerpig, met
dunne zaadhuid en een uitgevreten kiemwit; zaadlobben bladachtig,
ineengekreukt; kiemworteltje lang, cilindrisch, dik.
Ongewapende of doornachtige takken dragende heesters
of kleine hoornen. Bladeren afwisselend, gesteeld, langwerpig,
gaafrandig, aan de basis 3-nervig, blijvend. Bloemen
wit, min of meer zijdeachtig bebaard, met de korte
bloemstelen geleed, zonder schutbladen, tot bundels ver-
eenigd in de bladoksels.
Aantal soorten 2 volgens Clarke in Hooker, Fl. of Br. Ind.
II, p. 721, n.1. A. Sundanum Mig. en A- Lamarckii Thwait.; de
laatste is de vereeniging van A. decapetalum Lam. en A. hexape-
talum Lam., vroeger wegens het aantal der bloembladen en den vorm
der bladeren van elkander onderscheiden, welke kenmerken echter
volgens Clarke zelfs niet voldoende zijn om ze als variëteiten te
onderscheiden. Bentham en Hooker rekenden tot het geslacht ook
eenige soorten van Malakka met evenveel meeldraden als bloembladen.
Daar bij deze de kiem nog onbekend is, heeft Clarke ze
voorloopig tot Marlea Roxb. gebracht.
2. M A R L EA Roxb.
Bloemen tweeslachtig. Kelkbuis klokvormig of nagenoeg
cilindervormig; zoom napvormig, 4—8-tandig of
afgeknot. Bloembladen 4—8, vrij of aan de basis in eene
buis samenbangend, lijnvormig. Meeldraden 4—8, met
vrije of aan de basis samenhangende, korte of lange,
onbehaarde, zijdeachtig behaarde of zachtharige helmdraden
; helmknoppen smal lijnvormig, met dunne, aan het
helmbindsel onbehaarde of aan de rugzijde zijdeachtig behaarde,
zijdelings opensplijtende helmhokjes. Schijf napof
kussenvormig. Eierstok door den kelkzoom gekroond,
1—3-hokkig of aan den top 1-hokkig en van onderen
3-hokkig; stijl lang en dun, met 2—4-lobbigen stempel;
in elk hokje 1 eitje. Steenvrucht klein, met korstachtige