samengedrukt of plat-bol; kiemworteltje kort, dicht hij
den navel of verder van het midden verwijderd. Kieming
hoven, zelden onder den grond.
Kruiden of zelden half heesters, met een waterachtig
vocht, onbehaard, ruw of zachtharig, éénjarig of overblijvend,
zeer zelden heesters; stengels klimmend of
nederliggend. Bladeren afwisselend, gesteeld, enkelvoudig
of handlobbig of hand- of voetdeelig, meestal hartvormig
en vliezig. Ranken, waar zij voorkomen, zijdelingsch
naast de bladstelen, enkelvoudig of 2—oo-spletig, spi-
raalswijze gewrongen. Bloemen meestal in pluimen, zelden
in trossen of schermen, niet zelden alleenstaand, wit of
geel, zelden groen of rood.
Aantal soorten 600, voornamelijk in de warmere gewesten, in
de gematigde streken zeldzaam. Bij de behandeling der Cucurbita-
ceae is geheel de volledige monographie van Cogniaux in De Can-
dolle’s Monogr. Phaner. III, p. 325 gevolgd. Voor het vinden der
soorten, wanneer de geslachten eenmaal bekend zijn, zal men
daardoor in deze familie bij het gebruik van de Flora van Miquel
z®er Sroote moeüijkheden ondervinden, daar de geslachten, zooals-
Z1J zijn _ samengesteld bij Miquel, volgens de opvatting van Cogniaux
dikwijls uit zeer heterogene bestanddeelen bestaan en soms
dezelfde soort drie a vier maal in verschillende geslachten voorkomt.
Dien tengevolge wordt het aantal der bij Miquel vermelde soorten door
Cogniaux bijna tot de helft gereduceerd. Ook vinden wij in dë
monographie van Cogniaux nog een groot aantal soorten, die in
den tijd van Miquel onbekend waren. Met het oog op deze moeilijkheden
volgt aan het eind der familie eene lijst van de soorten
van Nederlandsch Indië, evenals bij eenige andere in den laatsten
tijd monographisch bewerkte familiën.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Series I. PLAGIOSPERMEAE. Eitjes horizontaal.
Tribus I. Cucmnerineae. Meeldraden 3, zelden 2 of 5, vrij
of op verschillende wijzen vergroeid. Helmhokjes recht, gekromd of
bochtig. Eierstok 3, zelden 2 of 5 zaadlijsten dragend.
A. Helmhokjes bochtig of dubbelgevouwen.
I. Bloemkroon rad- of blokvormig, tot aan de basis 5-deelig o f-u it
vrije bloembladen bestaande. Helmknoppen samenhangend of vrij.
Rudimentaire stampers 1—3 of ontbrekend.
1. Bloembladen met op ranken of franjes gelijkende aanhangsels.
1. Hodgsonia. Kelkbuis lang en dun, met ‘schotelvormigen
5-zijdigen zoom. Helmknoppen tot een ’hoofdje vergroeid, met
lijnvormige, dubbelgevouwen hokjes. Zaden 6 of 12, in het laatste
geval paars wij ze vergroeid, waarbij het eene klein en onvolkomen,
het andere groot en goed ontwikkeld is.
2. Trichosanthes. Kelkbuis lang en cilindrisch, onder den
zoom meestal klokvorrnig verwijd, met 5 korte of lange tanden.
Zaden zeer talrijk en klein.
2. Bloembladen gaafrandig.
a. Kelkbuis der mannelijke bloem lang. Helmdraden vrij. Helmknoppen
meestal samenhangend lot een langwerpig hoofdje,
dat binnen den kelk is besloten.
3. Gymnopetalum. Bloemen één- of tweehuizig, de mannelijke
soms in trossen. Kelkbuis der mannelijke en vrouwelijke bloemen
lang buisvormig, naar boven verwijd, met 5 priemvormige
tanden. Bloemkroon radvormig, diep 5-deelig. Priem- of borstelvormige
rudimentaire stampers ten getale van I—3 in de mannelijke
bloemen. Vruchten klein. Ranken enkelvoudig.
4. Lagenaria. Bloemen éénhiiizig, alle alleenstaand. Kelkbuis
der mannelijke bloemen smal klokvorrnig of trechtervormig met
smalle, kleine, ver uiteenstaande lobben; die der vrouwelijke
bloemen napvormig. Bloembladen vrij, uitgespreid. Eén klier-
vormige, rudimentaire stamper in de mannelijke bloemen. Vruchten
groot. Ranken 2-spletig.
b. Kelkbuis der mannelijke bloemen kort. Helmdraden en helmknoppen
vrij, meestal boven de bloem uitstekend. .
j- Meeldraden in de keel van den kelk ingeplant.
5. Thladiantha. Bloemen tweehuizig. Kelkbuis der mannelijke
bloemen op den bodem door ééne horizontale schub afgesloten,
welke bij de vrouwelijke bloemen ontbreekt.
6. Momordica. Bloemen één- of tweehuizig. Kelkbuis der mannelijke
bloemen, even als die der vrouwelijke bloemen op den
bodem door 2—3 langwerpige, gekromde schubben afgesloten.
•J-J- Meeldraden in de kelkbuis ingeplant.
§ Mannelijke bloemen in trossen. Vrucht vezelig, met een dekseltje
openspringend.
7. Luffa. Bloemen, éénhuizig. Helmbindsel voorbij de helmhokjes
niet verlengd. Stuifmeel glad. Rudimentaire stamper ontbrekend
of kliervormig. Ranken 2—oo -spletig.
§ § Mannelijke bloemen alleenstaand of in bundels. Vrucht noch
vezelig, noch met een dekseltje openspringend.
oc. Kélklóbben p'iiemvormig, gaafrandig, opgericht.
8. Bryonopsis. Bloemen éénhuizig. Helmbindsel voorbij de
helmhokjes niet verlengd. Stuifmeel fijngestekeld. Rudimentaire
stamper ontbrekend. Ranken 2-spletig.
9. Cucumis. Bloemen één-, zelden tweehuizig. Helmbindsel
voorbij de helmhokjes verlengd. Stuifmeel glad. Rudimentaire
stamper kliervormig. Ranken enkelvoudig.
10. Citrullus. Bloemen éénhuizig. Helmbindsel voorbij de
helmhokjes niet verlengd. Stuifmeel glad. Rudimentaire stamper
kliervormig. Ranken 2—3-spletig.