eivormig, op den ingedrukten top van de schijf ingeplant.
Steenvrucht groot, 1-hokkig, 1-zadig. Zaad hangend,
zonder kiemwit.
Niet bittere, onbehaarde boomen. Bladeren enkelvoudig,
gaaf, met afvallende steunblaadjes. Bloemen in okselstandige
pluimen, zonder schutblaadjes.
Aantal soorten 4, waarvan 3 in tropisch Afrika en 1,7. Malayana
Oliv, in Malakka. De laatste misschien ook in den Maleischen Archipel.
8. SOULAMEA Lam.
Bloemen gemengdslachtig. Kelk klein, 3-deelig, in den
knop dakpanswijze dekkend. Bloembladen 3 , lijnvormig,
uitstaande en teruggeslagen, in den knop dakpanswijze
dekkend. Schijf schotelvormig, 3-lobbig. Meeldraden 6 , aan
de basis der schijf bijna 2 -rijig ingeplant, met naakte,
priemyormige helmdraden. Eierstok samengedrukt, aan den
top uitgerand, 2 -hokkig; stijlen zeer kort, uiteenstaand,
schuin teruggebogen met knopvormige stempels; één
eitje, in het midden van het hokje ingeplant.
Yrucht niet openspringend, samengedrukt, omgekeerd
hartvormig, lederachtig, rondom gevleugeld, 2 -hokkig,
2-zadig. Zaden samengedrukt, in het midden vastgehecht;
zaadhuid vliezig; kiemwit dun; zaadlobben schuin langwerpig;
kiemworteltje kort, naar boven gericht.
Boom met bitteren bast. Bladeren afwisselend, enkelvoudig,
lang gesteeld, omgekeerd eirond-langwerpig, gaaf-
randig, vliezig. Okselstandige aren. Bloemen klein.
Eéne soort op de Molukken in Niéuw-Guinea en de Fiji eilanden
voorkomende, S. amara Lam. Door Miquel was het geslacht
eerst bij de Polygalaceae geplaatst.
Fam. XXX. OCHNACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I, p. 316. — Scheff. in Nat.
Tijdschr. v. Ned. Indië XXXII, p. 411. — Bennett in Hooker, Flora
of Brit. Ind. I, p. 523.
Bloemen tweeslachtig, groot. Kelkbladen 4—5, vrij,
in den knop dakpanswijze dekkend, blijvend. Bloembladen
5, zelden 4 of 10, vrij, hypogynisch, in den knop
dakpanswijze dekkend, langer dan de kelkbladen, afvallend.
Schijf na den bloei vergroot, nooit ringvormig of
in klieren verdeeld. Meeldraden 4, 5, 8 , 10 of in onbepaald
aantal op de schijf ingeplant; helmdraden blijvend;
helmknoppen aan de basis vastgehecht, soms afvallend,
in de lengte openbarstend of dikwijls met eindelingsche
poriën openende. Eierstok kort en 2-hokkig of lang en
1—1 0 -hokkig; zaadlijst as- of wandstandig; stijl enkelvoudig,
priemvormig, puntig, zelden aan den top gedeeld;
stempels enkelvoudig, eindelingsch; eitjes 1— 2 in elk
hokje of in onbepaald aantal, klimmend of zelden hangend;
zaadnerf buikstandig; poortje naar boven gericht.
Steenvruchten 3—10, elk met 1—4 zaden of 4—5-hokkige
besvrucht of lil-5-hokkige, schotverbrekende doosvrucht.
Zaden in gering of in groot aantal; kiemwit vleezig of
ontbrekend; kiem recht of zelden gekromd; kiemworteltje
naar boven of naar beneden gericht.
Onbehaarde hoornen of heesters met waterachtig vocht..
Bladeren afwisselend, enkelvoudig (zelden gevind), lederachtig;
steunblaadjes 2. Bloeiwijze in pluimen, soms in
schermen (zelden alleenstaande bloemen), met schutblaadjes.
Aantal geslachten 12 en soorten 150, in tropische g ew e sten ,
hoófdzakelijk in Amerika.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. Oclmeae. Eierstok 2—10-hokkig; één eitje in elk hokje.
Zaden zonder kiemwit.
1. Ochna. Meeldraden oo . S te en v ru ch ten 3—10, op de ver-
groote schijf. Zijdelingsche pluimen.
2. Gomphia. Meeldraden 10. S teen v ru ch ten 3—5, op de ver-
groote schijf. Eindstandige pluimen (Gomphia) of okselstandige
bundels (Brackenridgea).
3. T e t r am e r ist a . Kelkbladen, bloembladen en meeldraden 4.
T ribus II. Euthemideae. E ie rstok h a lf 5 -hokkig; 2 eitjes in
elk hokje. Besvrucht m e t 5 kernen. Zaden m e t kiemwit.
4. E u th em is . Meeldraden 5 , m e t staminodiën afwisselende.
Eindelingsche trossen.
1. OCHNA L .
Kelkbladen 5, gekleurd, blijvend. Bloembladen 5—10,
afvallend. Schijf dik, gelobd. Meeldraden o o , korter dan