Meeldraden 10, bij afwisseling langer en korter; helm-
draden draadvormig, aan de basis tot een ring versmolten;
helmknoppen tweelobbig. Stampers b, waarvan 4
meestal onvolkomen en stijlvormig zijn, doch 1 vruchtbaar
is en in een rechten, priemvormigen stijl, met
knopvormigen stempel eindigt. Doosvrucht zittend, gekromd,
aan de basis door den kelk omgeven, 1-zadig,
papierachtig. Zaad opgericht met een onvolkomen, van
voren gespleten zaadrok, welke even lang is als hét zaad
of veel korter, met eene gladde, glanzende zaadhuid,
zonder kiemwit.
Kleine hoornen of heesters, soms klimmende. Bladeren
afwisselend, altijd groen blijvend, lederachtig, oneven
gevind, dikwijls met kleine, veeljukkige, lederachtige
blaadjes. Yeelbloemige, opgerichte of hangende, oksel-
standige pluimen. Bloemen klein, meestal aan dunne
steeltjes. Doosvrucht klein.
Soorten omstreeks 42, de meeste in tropisch Azië en Amerika
en 4 in Afrika. Door Miquel worden in zijne Flora 21 soorten
opgegeven, maar de conclusies volgende van Kurz in Journ.of As.
Soc. XXXIX. 2, p. 76 en van Hooker in FI-. of Br. Ind. I I , p. 47
kan dit aantal tot 14 verminderd worden. Door Bentham en Hoo-
ker werd hiertoe ook het volgende geslacht, Roureopsis Planch.,
getrokken.
3. R O U R E O P S IS Planch.
Kelkbladen langwerpig, in den knop smal dakpans-
wijze dekkend, na den bloei eenigszins vergroot en uitgespreid,
maar niet de basis van de doosvrucht omsluitend.
Bloembladen lijnvormig-langwerpig. Meeldraden 10,
bij afwisseling langer en korter. Stampers 5; stijlen dun.
Doosvrucht lijnvormig-langwerpig, teruggebogen. Zaad
omgekeerd eivormig; zaadhuid dun, zwart, aan de basis
op een zaadrok gelijkend; zaadlobben amandelvormig.
Boomen of heesters. Bladeren afwisselend gevind, met
weinige blaadjes. Bloemen aan dunne bloemsteeltjes in
okselstandige pluimen.
Twee soorten, .waarvan de eene, B. Javanica Planch., in den
Maleischen Archipel, de andere, B. pubinervis Planch., in Maïakka
voorkomt. Het geslacht werd in Bentham en Hooker’s Gen. Plant.
tot Rourea Aubl. getrokken, maar later in Hook. Fl. of Brit. Ind.
p. 50 daar weder van afgescheiden wegens het gemis van een zaadrok.
4. CO N N A R U S L.
Kelk 5-deelig; slippen in den knop dakpanswijze dekkend
, na den bloei niet in omvang toenemend, afvallend
of blijvend en den steel der vrucht nauw omsluitend.
Bloembladen 5, grooter dan de kelk, soms min of meer
samenhangend. Meeldraden 5, om den anderen korter, de
kortste soms tot staminodiën verminderd; helmdraden
draadvormig, aan de basis éénbroederig; helmknoppen
tweelobbig. Schijf ontbrekend of dun, ringvormig, de
bases der helmdraden van buiten omgevend. Stampers 5,
4 meestal zeer klein of ontbrekend; de vijfde vruchtbaar en
in een priemvormigen stijl versmald; stempël knopvormig.
Doosvrucht schuin langwerpig, stomp, opgeblazen, gestoeld,
dik lederachtig, aan den buiknaad openspringend,
éénzadig. Zaad opgericht, met een gelobden, onvolkomen
met- den breeden navel vergroeiden zaadrok, met eene
glanzende zaadhuid en zonder kiemwit; zaadlobben amandelachtig.
Kleine boomen of heesters, dikwijls min of meer klimmende.
Bladeren afwisselend, lederachtig, glanzend, on-
evengevind, zelden drietallig, met weinigjukkige blaadjes.
Bloemen klein, in okselstandige, vertakte meestal veel--
bloemige, stijve pluimen, zelden in trossen. Doosvruchten
groot.
Aantal soorten omstreeks 53, voor het grootste gedeelte in tropisch
Amerika en Azië, 7 in Afrika en 1 in de eilanden der Stille
Zuidzee. -Volgens MiquBl zijn èr in Nederlandseh Indië en Malakka
19 soorten; dit aantal moet waarschijnlijk eenigszins gewijzigd
worden. Wanneer men Hooker’s Flora of Br, Ind. met Miquel s
Flora vergelijkt en de dan niet bij het geslacht gerekende soorten
"aftrekt komt men op 17, waarvan eehige nog zeer onvoldoende
bekend zijn. Kurz meent dat Conn. monocarpus Wight et Arn.
,,i, tot het geslacht Rourea behoort, doch Hooker laat haar in het
geslacht Connarus. Deze soort werd door G-aertner als een nieuw
geslacht Omphalobium (O. Indicum Gaertn.) beschreven en in D C.
Prod. II, p. 85 vinden wij meerdere soorten met dien geslachtsnaam.
Hasskarl’s geslacht Erythrostigma, vroeger door Miquel tot de
familie der Amyrideae gebracht, verschilt volgens Bentham en
Hooker niet van Connarus.
5. O N ESTIS Juss.
Bloemen gemengdslachtig-tweehuizig. Kelk 5-deelig; slippen
nagenoeg gelijk, in den knop klepswijze aaneensluitend,