openspringend, 1-hokkig en 1-zadig of 2—5-hokkig, met
1-zadige hokjes. Zaden hangend, van verschillenden vorm,
zonder of met een vleezig kiemwit, met of zonder zaadrok;
zaadhuid lederachtig of vliezig, nooit los, zeer zelden
gevleugeld; kiem omgekeerd, bij de kiemwithoudende
zaden meestal in de as van het kiemwit geplaatst en
klein, recht of krom, rolrond, met platte of half rolronde
zaadlobben; hij die zonder kiemwit meestal lang, met
zaadlobben, die klein of weinig ontwikkeld of ineengesmolten
zijn; kiemworteltje lang, hij de Iihizophoreae den
top van de vrucht doorborend, zich naar het slijk op
den bodem richtend en binnen de vrucht reeds kiemend,
terwijl deze nog aan den boom bevestigd is.
Boomen of heesters, meestal geheel en al onbehaard,
met rolronde, aan de knoopen gezwollen twijgen. Bladeren
tegenovergesteld en van steunblaadjes voorzien, zelden
afwisselend en zonder steunblaadjes, gesteeld, dik
lederachtig, geheel en al gaafrandig of bij weinige golvend
gekarteld of fijngezaagd. Steunblaadjes tusschen de
bladstelen geplaatst, meestal lang, altijd spoedig afvallend.
Bloemen klein of groot, aan de basis met 2 schutblaadjes
of zonder deze, okselstandig en tot bijschermen, pluimen,
aren of trossen vereenigd, zelden dicht opeengedrongen
of alleenstaand.
Aantal soorten omstreeks 5 0 , alle tusschen de keerkringen voorkomende,
vele aan slijkachtige stranden en riviermondingen, waar
zij ongezonde, dichte, moerassige wouden vormen.
, OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. R h i z o p h o r e a e . Eierstok geheel of half onderstandig.
Stijl 1. Kiem zonder kiemwit met een lang gesteeld kiemworteltje,
spoedig kiemend. Bladeren tegenovergesteld, onbehaard, gaafrandig,.
zonder steunblaadjes.
1. Rhizophora. Kelk 4-deelig. Bloembladen gaafrandig. Helm-
knoppen 8, nagenoeg zittend. Eierstok 2-hokkig, met 2 eitjes
in elk hokje.
2. Ceriops. Kelk 5—6-deelig. Bloembladen uitgerand, met
één of meer borstelvormige aanhangsels tusschen de lobben.
Meeldraden 10—12. Eierstok 3-hokkig, met 2 eitjes in elk hokje.
3. Kandelia. Kelk 5—-6-deelig. Bloembladen 2-spletig mét in
talrijke, haarfijne slippen verdeelde lobben. Meeldraden oo, met-
haardunne helmdraden. Eierstok 1-hokkig, met 6 eitjes.
4. Brugujera. Kelk 8—14-deelig. Bloembladen 2-spletig, met
borstelvormige aanhangsels aan den top. Meeldraden 16—28,
met draadvormige helmdraden. Eierstok 2—4-hokkig, met 1 eitje
in elk hokje.
Tribus II. Legliotideae. Eierstok onderstandig, half onderstandig
of vrij. Stijl 1. Kiem in een vleezig kiemwit weggedoken.
Bladeren tegenovergesteld, onbehaard, zonder steunblaadjes, meestal
gaafrandig.
5. Carallia. Kelk boven den eierstok klokvormig, met korte,
opgerichte lobben. Bloembladen 5—8. Meeldraden 1.0—16. Hokjes
van den eierstok met 2 eitjes. Bloedden in bijschermen.
6. P ellacalyx. Kelk hoven den eierstok klokvormig, met
korte, teruggekromde lobben. Bloembladen 5—6. Meeldraden
10—12. Hokjes van den eierstok met oo eitjes. Bloemen in
bundels.
7. Pr.AESiANTHA. Kelk 4-kantig, boven den eierstok klokvormig ;
lobben 4, klein en opgericht. Bloembladen ontbrekend. Meeldraden
8, zeer klein. Eierstok 8-hokkig, met oo eitjes in elk hokje.
8. Gynotroches. Kelk met de basis van den eierstok vergroeid:
lobben vrij en teruggeslagen. Bloembladen 4—5. Meeldraden
8—10. .Eierstok 3—6-hokkig, met 4 eitjes in elk hokje.
Tribus III. Anisophyllineae- Eierstok onderstandig. Stijlen
3—4. Kiem zonder kiemwit, met een lang gesteeld kiemworteltje.
Bladeren afwisselend.
9. Anisophyllea. Bloembladen 4, opgerold. Helmdraden priem-
vormig. -Eierstok rolrond.
10. Combretocarpus. Bloembladen ontbrekend (of onbekend?).
Helmdraden draadvormig Eierstok 3-—4-kantig.
1. RH IZO PH O R A L.
Kelk aan de basis omgeven door, tot eene nap vergroeide,
schutblaadjes ; kelkbuis kort, aan de basis met
den eierstok vergroeid; zoom 4-deelig, met lancetvormige,
dik lederachtige, in den knop klepswijze aaneensluitende
lobben. Bloembladen 4, aan de basis van eene vleezige
schijf ingeplant, gaafrandig. Meeldraden 8—12, even als
de bloembladen ingeplant, met korte helmdraden; helm-
knoppen lang, toegespitst, samenneigende, eerst met
talrijke hokjes, ten slotte 2-kleppig. Eierstok half onderstandig
, 2-hokkig, boven den kelk tot een vleezigen kegel
verlengd; stijl aan de basis kegelvormig, vervolgens
priemvormig, met 2-tandigen stempel; eitjes 2 in elk
hokje, naast elkander hangend aan den top. Vrucht lederachtig,
eivormig of omgekeerd kegelvormig, boveu de basis