of meer gekromd en peripherisch of, in schijfvormige zaden
min of meer opgericht'en excentrisch; zaadlobben smal,
plan-convex of half rolrond, opliggend, zelden aanliggend;
kiem worteltje rolrond, naar de basis der vrucht gericht
of zelden, hij een zaad met omgekeerden zaadstreng of
een cirkelvormigen kiem, naar den top daarvan.
Éénjarige of overblijvende kruiden, zelden houtachtig
aan de basis; takken dikwijls aan de knoopen verdikt
en soms geleed. Bladeren tegenovergesteld, gaafrandig,
meestal 1—3-nervig en nagenoeg zonder nerven aan de
basis, dikwijls door eene dwarsche lijn verbonden, zonder
steunblaadjes of met kleine, droogvliezige steunblaadjes.
Bloemen tweeslachtig, zelden door mislukking éénsiachtig.
Bloeiwijze bepaald, soms in bijschermen met talrijke
bloemen, enkelvoudig of vorkswijs vertakt, los of in kluwens,
zelden in den vorm van een tros, bloeispies, of
pluim, soms met weinig bloemen, enkel of dubbel vorkswijs
vertakt of tot ééne bloem verminderd. Schutbladen tegenovergesteld
bij de vertakkingen, de bovenste dikwijls aan
den rand of geheel en al droogvliezig. Zaden soms glad
en glanzend, soms dof, korrelig of gestekeld, zelden aan
den rand gevleugeld.
Aantal geslachten volgens Bentham en Hooker 35, soorten omstreeks
1200, waarvan misschien 400 als synoniem moeten beschouwd
worden. De familie, hehoort hoofdzakelijk in de gematigde luchtstreken
van het Noordelijk Halfrond thuis en komt in de tropen
^voornamelijk in de bergstreken voor.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. S i l e n e a e . Kelkbladen tot een getanden, of 4—5-lob-
higen kelk verbonden. Bloembladen en meeldraden hypogyniseh, met
den eierstok op een steelvormigen stamperdrager geplaatst. Bloembladen
genageld. Stijlen vrij. Geen steunblaadjes.
1. Dia n th u s . Kelk door 2-oo , paarswijze geplaatste, schutblaadjes
omgeven, aan dë basis buisvormig, 5-tandig, met talrijke nerven.
(35—55.) Meeldraden 10.
Tribus H A l s i n e a e . Kelkbladen vrij. Bloembladen en meeldraden
meestal op een zeer kleinen bloembodem. Bloembladen niet genageld.
Stijlen vrij.
2. S t e l l a r ia . Stijlen meestal 3, zelden 5. Bloembladen 2-spletig
of -deelig. Steunblaadjes ontbrekend. Meeldraden 10.
3. Spergula. Stijlen 5. Bloembladen gaafrandig. Steunblaadjes
klein, vliezig. Meeldraden 10.
Tribus III. P o l y c a r p e a e . K e lk b lad en vrij. Bloembladen en meeldraden
op een zeer kleinen bloembodem. Bloembladen niet genageld.
Stijl enkelvoudig aan de basis, van boven 3-spletig. Meeldraden 5 of
minder.
4. Drym aria. Bloembladen 2—6-spletig. Steunblaadjes klein,
dikwijls afvallend. Geen staminodiën.
5. P oly ca rpa ea . Bloembladen gaafrandig of 2-tandig. Steunblaadjes
vliezig. Soms 5 borstelvormige staminodiën.
1. D IA N T H U S L.
Kelk buisvormig, 5 -tandig , met talrijke dunne strepen,
ongeveer 7 , 9 of 1 1 op ieder kelkblad, aan de basis
door 2 -oo schutblaadjes, bij paren dakpanswijze dekkend in
den knop, omgeven. Bloembladen 5, met langen nagel
en gaafrandige of veeltandige of -spletige, maar niet uitgerande
of 2 -spletige, plaat, van boven kaal of behaard, doch
zonder schubben aan den nagel. Meeldraden 10. Bloembodem
vaak tot een steelvormigen stamperdrager verlengd.
Eierstok 1-hokkig; stijlen 2. Doosvrucht rolrond, langwerpig,
zelden eivormig, aan den top met 4 tanden of
kleppen openspringend. Zaden cirkel- of schijfvormig, met
den navel in het midden van de vlakke of holle binnenzijde,
dakpanswijze opeengedrongen op de zuilvormige
zaadlijst; kiem recht, meestal buiten de as van het
kiemwit. .
Kruiden, meestal overblijvend, soms heesterachtig.
Bladeren smal, meestal op die der grassen gelijkend.
Bloemen eindelingsch, afzonderlijk of in pluimswijze ver-
eenigde bijschermen of in kluwens, meestal rooskleurig,
purper, zelden geel of wit.
Een geslacht waarvan meer dan 200 soorten beschreven zijn,
wier aantal misschien echter wel to t' 70 terug te brengen is ,
hoofdzakelijk voorkomende in Europa, Noord-Afrika en de gematigde
streken van Azië , terwijl er slechts weinigen-in Nocfrd-Amerika en
Zuid-Afrika aangetroffen worden. In Nederlandscb Indië komen zij
waarschijnlijk alleen gekweekt voor.
2. S T E L L A R IA L.
Kelkbladen 4. Bloembladen evenveel, 2-spletig, zelden
in slippen verdeeld of slechts uitgerand. Meeldraden
1 0 of door mislukking in geringer aantal, hypogyniseh of
licht perigynisch. Meeldradendragende schijf ringvormig,
soms ter nauwernood waarneembaar, soms tusschen de