4. P EM PH IS Forst.
Bloemen 6 -tallig, met ongelijke stijlen en dimorph.
Kelk klok- of bekervormig, vrij lederachtig, met 12 voren,
die 2 aan 2 aan de toppen der kelklobben ineenvloeien,
blijvend; lobben kort en breed driehoekig, onder de
vrucht soms teruggeslagen; kelkaanhangsels kort en
hoornvormig. Bloembladen 6 , min of meer cirkelvormig
of omgekeerd eivormig, in den knop naar binnen gevouwen
en ineengekreukt, even groot als of langer dan
de kelk. Meeldraden 12, een weinig onder de helft van
de buis in 2 . rijen ingeplant, waarbij öf die, welke tegenover
de kelkbladen staan, niet ver uitsteken boven de
lobben en de andere niet ver boven de inhammen öf
die, welke tegenover de kelklobben staan, ongeveer gelijk
komen met de inhammen, terwijl de andere nog niet
zoo hoog reiken; helmknoppen breed elliptisch, aan de
rugzijde vastgehecht; helmbindsel van achteren breed,
van voren smal. Eierstok kort gesteeld of nagenoeg zittend,
kogelvormig, onbehaard, nagenoeg 1 -hokkig, doch met
sporen van onvolledige tusschenschotten; stijl bij sommige
bloemen half zoo groot of even groot als de eierstok, bij
andere dubbel zoo groot; stempel 2 -lobbig, tweemaal zoo
dik als de stijl; zaadlijst half zoo hoog als de eierstok.
Doosvrucht omgekeerd ei- of ellipsoidvormig, nagenoeg
niet boven de kelklobben uitstekend; vruchtwand van
onderen dun, van boven dik en rondom aan de basis
loslatend. Zaden talrijk, wigvormig-samengedrukt; zaad-
huid rondom tot een smallen, dikken, min of meer kurk-
achtigen, uitgekartelden vleugel verdikt; kiem langwerpig,
rolrond.
Boomachtige heester, aan alle kanten grijs-, zijdeachtig
behaard; takken kruiswijs geplaatst, soms in bundels
bijeengedrongen, rolrond en in de jeugd kantig, van
onderen door de litteekens der afgevallen bladeren soms
knoopachtig verdikt; stengelleden zeer kort of even lang
als de bladeren. Bladeren kruiswijs geplaatst, nagenoeg
niet gesteeld, aan de basis wigvormig, omgekeerd eivormig
of langwerpig of smal elliptisch of lijn-lancet-
vormig, spits of stomp, min of meer 1 -nervig on zeer
dikvleezig. Steunblaadjes niet talrijk. Bloemen alleenstaand,
zelden twee aan twee in de bladoksels, of in gering aantal aan
de toppen der takken; bloemsteeltjes aan de basis met
2 kleine, lijnvormige, spoedig afvallende schutblaadjes.
Eéne snort, P. acidula Forst., die aan alle tropische stranden
■voorkomt, en behalve tot Pemphis achtereenvolgens tot de geslachten
Lythrum L. (L., Pemphis L. /'.), Macclellandia Wvjht (Maccl.
Griffithiana Wight) en Millania Zipp.(Mill. rupestre Zipp.) gebracht is.
5. NESAEA Commers.
Bloemen 4—8 -tallig, zelden met ongelijke, meestal met
gelijke stijlen in alle bloemen, klein of groot. Kelk tol-
klokvormig, of urn-, klok- of half bolvormig, kruidachtig;
lobben zeer kort of de halve lengte van de buis bereikende;
aanhangsels ontbrekend of kort of lang en opgericht
en veel langer dan de lobben. Bloembladen ontbrekend
of 2 —8 , afvallend, meestal rondachtig of omgekeerd
eirond, wit, rosé, paarsch of zelden bleek geel.
Meeldraden 4—28, waarvan nu eens die, welke tegenover
de kelkbladen staan, dan weder die, welke tegenover
de bloembladen staan, ontbreken of ten getale van
2 of 3 ‘ bijeenstaan, tusschen de helft en een zesde van
de hoogte der kelkbuis, in 1— 2 rijen ingeplant; helmknoppen
min of meer rondachtig. Eierstok zittend, onbehaard,
2—5-hokkig; eitjes zeer talrijk; stijl ontbrekend
of kort of lang; stempel knop- of stip vormig. Doosvrucht
kogel- of ellipsoidvormig, binnen den kelk besloten of er
min of meer boven uitstekend, eerst geopend door een
klein, afvallend dekseltje, dat den stijl draagt, vervolgens
aan den rand schotverbrekend of min of meer onregelmatig
opensplijtend. Zaden klein.
Kruiden, halfheesters of heesters, onbehaard of zelden
behaard. Stengel dikwijls 4-kantig. Bladeren volkomen,
zelden onvolkomen tegenovergesteld of in kransen of
spiraalswijze geplaatst, zittend of kort gesteeld. Steunblaadjes
ontbrekend of ten getale van 1— 3 of meer
binnen de bladoksels. Bloemen in de bladoksels alleenstaand
of in bundels of kluwens of aan lang gesteelde beschermen
of hoofdjes, waarvan de laatste door een omwindsel van
2—4 zeer groote schutbladen zijn omgeven. Schutblaadjes
zeer verschillend.