aan de jonge vruchten nog goed is waar te nemen. (Pierre). Vervolgens
zijn er behaarde stijlen met knopvormige stempels op den
top, terwijl bij Lophopyxis zittende, priemvormige stempels gevonden
worden. Intusschen blijft de plaats van het geslacht, ook
als de bloemen als tweeslachtig beschouwd worden, zeer twijfelachtig.
In de Saxifragaceae zou het tusschen de Escallonièae en
Cunonieae moeten staan, doch daarbuiten heeft het meer dan eenig
geslacht der familie verwantschap met de Ternstroemiaceae, waarbij
het zich voornamelijk dicht aansluit door middel van het geslacht
Slaclenia Kurz. De plant van de Vriese werd in ’s Rijks Herbarium
opgemerkt door den Heer Pierre, wiens analytische teekeningen mij
met het aanwezige materiaal voor het opmaken van de geslachtsbe-
schrijving ten dienste stonden en aan wiens welwillend verstrekte
mededeelingen ook de beschouwingen omtrent de plaats en de verwantschap
van het geslacht zijn ontleend.
Fam. x l y i i . CRASSULACEAE.
Bentham e t Hooker, Gen. Plant. I. p. 656. — Miquel, Fl. Ind. Bat.
I, 1, p. 727. — , Clarke in Hooker, Fl. of Brit. Ind. II, p. 412.
Bloemen twee-, zelden éénsiachtig, regelmatig. Kelk
vrij, blijvend, 3-—5-, zelden 6—-30-deelig; kelkbladen
soms tot een kort 4-spletigen kelk vergroeid. Bloembladen
evenveel als kelkbladen, vrij of min of meer vergroeid,
d ikw ijls blijvend, opgericht of uitgespreid of met opge-
richten nagel en nitgespreide plaat. Meeldraden perigynisch
of bijna hypogynisch, in hetzelfde aantal als de bloembladen
of in het dubbele aantal van deze, vrij of afwisselend
of alle met de bloembladen vergroeid; helmdraden
draad- of priemvormig; helmknoppen lijnvormig, langwerpig
of 2-lobbig, aan de rugzijde vastgehecht, met in
de lengte openbarstende hokjes. Hypogynische schubben
aan de basis van ieder vruchtblad geplaatst of daarmede
ineenvloeiende, langwerpig, wig-of lijnvormig of afgerond,
zelden langer dan breed, zeer zelden bloembladachtig. Yrucht-
bladen evenveel als bloembladen, vrij of zelden onder
elkander min of meer vergroeid, 1-hokkig; stijlen kort of
lang, priem- of draadvormig; stempels klein knopvormig,
stipvormig of afgeknot, dikwijls schuin; eitjes talrijk, in
2 — 00 rijen aan den buiknaad vastgehecht, zelden weinig
en hoogst zelden slechts 1 in elk vruchtblad en opXLVII.
CRASSULACEAE. 447
gericht of hangend. Kokervruchten vliezig of lederachtig,
1-hokkig, veel- of weinigzadig, aan den buiknaad openbarstend,
zelden bij die geslachten, waar de vruchtbladen
vergroeid zijn, aan de rugzijde openbarstend. Zaden
meestal zeer klein en langwerpig; zaadhuid vliezig of
m in of meer lederachtig, gestippeld; kiemwit vleezig;
kiem rolrond, met korte, stompe zaadlobben en een lang
kiemworteltje.
Kruiden of heesters van zeer uiteenloopend voorkomen,
die dikwijls dikvleezig of sappig en zelden zacht- of
langharig zijn. Bladeren tegenovergesteld of afwisselend,
soms paarswijze vergroeid, of tot wortelstandige bladro-
setten vereenigd, enkelvoudig of zelden in slippen verdeeld
of onevengevind. Steunblaadjes ontbrekend. Bloemen
meestal in bijschermen, met of zonder schutbladen.
Aantal soorten omstreeks 400, voornamelijk voorkomende in de
gematigde en min of meer warme stréken van Europa, West Azië
en Zuid Afrika, in gematigd en tropisch Noord Amerika vrij talrijk,
in Zuid Amerika zeer weinig en zeldzaam in Australië en de poolstreken
, terwijl zij op de eilanden van den Stillen Oceaan geheel
ontbreken. In tropisch Azië komen zij slechts in gering aantal
voor, doch ééne soort, Bryophyllum calycinum Salisb. zoowel aan de
kustplaatsen als op de bergen.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
1. Bryophyllum. Kelk groot, opgeblazen, kort 4-spletig.
2. Kalanchoe. Kelk 4-deelig, met lijn-, ei- of priemvormige
. slippen,
1. B R Y O PH Y L LUM Salisb.
Kelk opgeblazen, cilindrisch of 4-kantig, kort 4-spletig,
in den knop klepswijze aaneensluitend. Bloemkroon urn-
of kort klokvormig, mét kort 4-spletigen, uitgespreideh
zoom. Meeldraden 8 , in 2 rijen, ingeplant in het midden
van de bloemkroonbuis, met draadvormige helmdraden;
helmknoppen langwerpig, een weinig boven de bloemkroon
uitstekende: Schubben der schijf vrij of met de vruchtbladen
min of meer vergroeid. Yruchtbladen 4, vrij of
aan de basis vergroeid, lang, versmald in lange, samenneigende
, boven de bloem uitstekende stijlen, met kleine,
knopvormige stempels; eitjes in ieder vruchtblad qo . Aantal
kokervruchten 4, oo -zadig.
Hooge, aan de basis heesterachtige, dikvleezige krui