Cohors 10. SAri\I)ALES.
(Eit je s kl immend, met b u ik s t a n d ig e z a a d n e r f
of omgekeerd.)
Schijf kussenvormig of met den kelk vergroeid, öf de basis
daarvan bekleedend. Meeldraden binnen, op of om de schijf
ingeplant. Eierstok gaaf, gelobd of uit min of meer vrije
vruchtbladen gevormd. Eitjes 1—2 in elk hokje, klimmend,
met buikstandige zaadnerf, of omgekeerd, of 1 van eene klimmende
zaadstreng neerhangend, met een naar onderen gericht
poortje, of zeer zelden oo , horizontaal. Bladeren meestal
samengesteld. Bloemen meestal gemengdslaehtig-twèehuizig.
XXXIX. Sapindaceae. Meeldraden meestal niet in hetzelfde
aantal als de bloembladen, niet zelden in het dubbele aantal,
doch als zij in hetzelfde aantal zijn, er mede afwisselend;
binnen, op, of om de schijf ingeplant. Stijl enkelvoudig.
Eitjes 1—2 in elk hokje, klimmend of oo , horizontaal. Boomen
of heesters, soms klimmend ; bladeren meestal samengesteld.
XL. Sabiaceae. Meeldraden (dikwijls ongelijk of sommige
onvolkomen) in hetzelfde aantal als de bloembladen
en tegenover deze_geplaatst. Eierstok 2—3-hokkig met 1—2
eitjes in elk hokje. Boomen of heesters; bladerenvérschillend.
XLI. Anacardiaceae. Meeldraden meestal in hetzelfde
aantal als de bloembladen en daarmede afwisselend of in
het dubbele aantal, op of om de schijf ingeplant. Eierstok
öf 1-hokkig met 2—3-spletigen stijl, öf 2—5-hokkig;
in elk hokje 1 eitje, hangend van den top van eene basilaire
zaadstreng of aan den top of den wand van het
hokje bevestigd. Boomen of heesters ; bladeren verschillend.
XLII. Moringaceae. Schijf de kelkbuis bekleedend. Meeldraden
5, afwisselend met 5 staminodiën. Eierstok 1-hokkig,
met 3 wandstandige zaadlijsten. Eitjes oo. Boomen met
dubbelgevinde bladeren.
(Eén geslacht, dat zijn verwanten heeft onder Thalami-
florae, Disciflorae en Calyciflorae, doch tot geen bepaalde
groep te brengen is.)
OVERZICHT DER FAMILIES.
( Voortzetting.)
SERIES III. CALYCIFLORAE. (Kelkbloemigen.)
Kelkbladen aan de basis, of meestal hoog of tot den top
verbonden tot eene blijvende of van boven afvallende buis, die
met den eierstok vergroeid is of dezen omgeeft, zelden van
de basis af vrij. Schijf meeldraden dragend, met de kelkbuis
vergroeid, vrij van den eierstok of den kelk en den
eierstok verbindend, in sommige Families epigynisch en vrij
van de meeldraden. Bloembladen meestal in hetzelfde aantal
als de kelkbladen of door mislukking minder, geplaatst
aan den top van de kelkbuis of van de schijf, die dezen
bekleedt, in weinige geslachten ontbrekend. Meeldraden in
bepaald of in onbepaald aantal aan den rand of de binnenzijde
van de schijf ingeplant. Eierstok uit één of meer vrije
of vergroeide vruchtbladen bestaande, meestal onderstandig
of met de kelkbuis vergroeid.
Ui t z o n d e r in g e n : In eenige weinige geslachten der Legumino-
sae, Rosaceae, Samydaceae en Aizöaceae is de kelkbuis kort of
ontbreekt, zoodat de kelkbladen geheel vrij zijn. De eierstok steekt
soms gedeeltelijk, bij eenige Samydaceae en Aizöaceae geheel, boven
den kelk uit.
Cohors 11. ROSAIjES.
(Vru c h tb l a d e n geheel of gede e l te l i jk vrij.)
Bloemen regelmatig of onregelmatig, meestal tweeslachtig.
Eén of meer vruchtbladen, vrij of aan de basis, zelden tot
aan den top vergroeid. Stijlen vrij of zelden tot eene zuil
verbonden en vooral aan de basis gemakkelijk loslatend.
Bladeren op verschillende wijzen samengesteld of enkelvoudig.