wijze dekkend. Meeldraden 10, van onderen priem-lijnvormig.
Ongedoornde boomen of heesters. Bladeren gevind. Bijschermen
eindelingsch. Zaadlobben vleezig, plat-bol.
'14- Clausena. Kelk 4—5-lobbig of -deelig. Meeldraden 8—10;
helmdraden van onderen verbreed. Zaadlobben vleezig, plat-bol.
15. Luvunga. Kelk napvormig. Meeldraden 8—10. Gedoomde
heesters met 8—8-tallige bladeren. Zaadlobben vleezig.
/3. Bladeren enkelvoudig (éénbladig gevind).
16. Paramignya. Kelk 4—5-lobbig of gaaf. Meeldraden 8—10;
helmknoppen lijnvormig-langwerpig. Schijf zuilvormig. Al of niet
gedoomde, soms klimmende heesters.
17. Atalantia. Kelk 3—5-lobbig of onregelmatig gespleten.
Meeldraden 8—10, vrij of vergroeid; helmknoppen eivormig of
hartvormig-langwerpig. Schijf napvormig. Boomen of heesters, al
of'niet gedoomd.
f f In elk hokje talrijke ejtjes.
18. Citrus. Meeldraden 20—60, vaak vergroeid. Eierstok veel-
hokkig. Bladeren enkelvoudig (éénbladig geyind). ~
19. FERONiA7~Meeldraden 10—12. Eierstok onvolkomen 5—6-
hokkig. Bladeren. onevengevind. •
20. Aegle. Meeldraden 30—60. Eierstok 8—co -hokkig. Bladeren
3-tallig.
1. BOENNING-HAUSENIA Reich.
Kelk kort, 4-lobbig, blijvend. Bloembladen 4, omgekeerd
eivormig, gaafrandig, in den knop dakpanswijze
dekkend. Schijf urnvormig, aan den top klierachtig gekarteld.
Meeldraden 6-^-8, aan de basis der schijf ingeplant,
bij afwisseling langer en korter; helmdraden priem-
vormig; helmknoppen langwerpig. Eierstok kort of lang
gesteeld, diep 4-lobbig, aan de basis versmald; lobben
vrij, éénhokkig; stijlen 4—5, aan de buikzijde geplaatst
en met elkander vergroeid; stempel enkelvoudig; eitjes
6— 8 in elk hokje, vastgehecht aan zaadlijsten, die van
het midden van het hokje naar beneden hangen. Split-
vruchtjes 4 , vrij, uiteenstaand, vliezig, aan de buikzijde
openbarstend, met weinige zaden. Zaden niervormig, met
eene korrelige, zwarte zaadhuid; kiemwit vleezig; kiem
boogvormig gekromd.
Kruid, klierachtig gestippeld, met overblijvenden wortel
en dunnen vertakten stengel. Bladeren afwisselend, dubbel
gevind, met vleezige, gaafrandige blaadjes. Einde-
lingsche, samengestelde pluim met bladachtige schutbladen
aan de pluimtakken en draadvormige bloem-
steeltjes. Bloemen wit.
Eéne soort, B. albiflora Reich. , welke in de bergen van Khasia
en Sikkim en in Japan aangetroffen wordt. Door Teysmann werd zij
op den berg Lawoe op' Java gevonden. Blijkens een exemplaar in
’s Rijks Herbarium is het dezelfde soort, die door Junghuhn als een
nieuw geslacht, Podostaurus, is beschreven. (P. thalictroides Jungh.).
2. E V O D IA Forst.
Bloemen éénsiachtig. Kelkbladen 4—5, in den knop
dakpanswijze dekkend. Bloembladen 4—5, zittend, in den
knop klepswijze aaneensluitend of licht dakpanswijze
dekkend. Meeldraden 4- -5 , aan de basis van de schijf
ingeplant; helmdraden priemvormig; helmknoppen langwerpig.
Eierstok diep 4-lobbig, 4-hokkig; stijl basilair;
stempel 4 -lobbig; eitjes 2 in elk hokje, naast of boven
elkander. Yrucht gevormd door 4 lederachtige, 3 kleppige,
1 -zadige splitvruchtjes; binnenste wandlaag hoornachtig,
elastisch loslatend. Zaden langwerpig; zaadhuid beenhard
of bros, glanzend; navel lijnvormig; kiemwit vleezig; kiem
recht; zaadlobben eirond.
Ongedoornde boomen of heesters. Bladeren tegenovergesteld,
enkelvoudig of 1—3-tallig of onevengevind, geheel
gaafrandig. Bloemen klein, in okselstandige, pluim-
vormige bijschermen.
Omstreeks' 22 soorten in tropisch Azië, de Stille Zuidzee, de Oost-
Afrikaansche eilanden en Australië. In Nederlandsch Indië komen
7 a 8 soorten voor, deels beschreven als Evodia, deels als Phila-
QOnia BI. (Ph. sambucina BI. = E. Roxburghiana Benth.), deels als
Fagara Lam. en Zanthoxylum L. (F. triphylla Lam. = Z.
Zeylanicum D C. (Mig.) — E. triphylla ü 6’., Z. lucidum Miq. —
E. lucida Mig. etc.)
3. T E TRACTOM IA Hoolt.f.
Kelk klein, 4-deelig. Bloembladen 4, driehoekig-eirond,
puntig, blijvend, klepswijze aaneensluitend. Schijf breed,
klierachtig, plat of kussenvormig, stomp, 4-hoekig.
Meeldraden 8 , 4 volkomen ontwikkeld en met de bloembladen
afwisselend, 4 kleiner met onvolkomen of zonder
helmknoppen, tegenover de bloembladen en gedeeltelijk
met deze aan de basis vergroeid; helmdraden priemvormig,
aan de basis afgeplat; helmknoppen 2 -lobbig, aan