verbreed met 5 zeer korte of lange, gaafrandige of getande
of in slippen verdeelde tanden. Bloembladen 5, aan
de basis vergroeid, ei- of lancetvormig, met lange, draadvormige
franjes. Meeldraden 3 , op den kelkzoom ingeplant
, met korte, vrije helmdraden; helmknoppen buiten
de bloem uitstekend, vrij of meestal vergroeid, éénbokkig,
de beide andere 2-hokkig, met S-vormig bochtige bokjes
en een smal, niet verlengd helmbindsel; stuifmeel kogelvormig,
niet gestekeld, met 3 voren, .bij het kiemen zich
met 3 4 poriën openend. Rudimentaire stampers 3, draadvormig.
Vrouwelijke-bloemen: Kelk en bloemkroon als bij
de mannelijke. Staminodiën ontbrekend. Eierstok ei- of
spoelvormig, 1-hokkig, met 3 zaadlijsten; stijl dun, lang,
met 3 gaafrandige of 2-spletige stempels; eitjes talrijk,
horizontaal of half hangend. Yrucht vleezig, kogel-, ei- of
spoelvormig, niet openspringend, meestal onbehaard en
glad. Zaden talrijk, verschillend van vorm, samengedrukt
langwerpig of kantig, meestal gerand.
Klimmende, éénjarige of met knolvormige wortels overblijvende
kruiden. Bladeren gaafrandig of gelobd, zeer zelden
uit 3—7 blaadjes bestaande. Ranken 2—5-spletig of zeer
zelden enkelvoudig. Bloemen groot of van middelbare
grootte, wit, de mannelijke in trossen, zelden alleenstaand
, meestal met schutblaadjes, de vrouwelijke alleenstaand
of zelden in trossen. Yrucht verschillend dikwijls
groot. J
Aantal soorten 40, in Nederlandsch en Engelsch Indië en Australië
tehuis behoorend. “In Nederlandsch Indië komen er volgens Cog-
niaux ongeveer 17 voor. Een 20-tal werden er in Miqdel’s Flora
vermeld, doch de soorten van Cogniaux en Miqdel loopen nog al
veel uiteen, daar de eerste verscheidene soorten vereenigt of bui-
ten het geslacht sluit en er een 7-tal nieuwe bijvoegi. Eéne soort
van Miquel, Trich. hexasperma BI., werd door Cogniadx tot het
geslacht Hodgsonia H. f. et. Th. gebracht, (H. macrocarpa Coqn.).
en eene andere, Trich. costata BI., tot het geslacht Gymnopetalum Arn.
(Gymn. Cochinchinense Kv,rz.).
3. G YM N O PE TA LUM Arn. -
Bloemen een- of tweehuizig. Mannelijke bloemen: Kolkhui8
lang, buisvormig, van boven verwijd, 5-tandig, met
priemvormige tanden. Bloemkroon radvormig, diep 5-deelig,
met langwerpige of omgekeerd eivormige segmenten. Meeldraden
3, binnen den kelk besloten, op het midden van de
buis ingeplant, met korte, vrije helmdraden; helmknoppen
vergroeid, één 1-hokkig, de overige 2-hokkig; hokjes lijnvormig,
in de lengte dubbel gevouwen, zonder dwarse bochten ;
helmbindsel smal en niet verlengd; stuifmeel kogel vormig,
ongestekeld, met 3 voren en zich bij de kieming openend
met 3 poriën. Rudimentaire stampers 1—3, borstelvormig.
Vrouwelijke bloemen: Kelk en bloemkroon als bij de
mannelijke. Staminodiën 3, zeer klein of ontbrekend.
Eierstok eivormig of langwerpig, met 3 zaadlijsten; stijl
draadvormig, met 3 lijnvormige stempels; eitjes talrijk,
horizontaal. Yrucht eene eivormig-langwerpige, aan weerszijden
spitse, zacht- of ruwharige weinig- of veelzadige
besvrucht. Zaden omgekeerd eivormig of langwerpig,
samengedrukt, gerand, min of meer glad. Dunne, klimmende
of nederliggende, zachtharige of ruwe kruiden.
Bladeren hartvormig, hoekig of 3—5-lobbig. Ranken enkelvoudig
en dun. Bloemen groot of klein, wit of geel, de
mannelijke in trossen of alleenstaand, meestal met schutblaadjes,
de vrouwelijke alleenstaand. Yrucht klein,
karmijnrood.
Aantal soorten 6, in Nederlandsch en Engelsch Indië voorkomende.
Cogniaux] verdeelt het geslacht in 2 secties: I. Eugymnopetalum,
met tweehuizige, gele bloemen en eene niet geribde vrucht,
2. Tripodanthera, met éénhuizige, witte bloemen en eene vrucht
met 10 ribben. De soorten van Nederlandsch Indië behooren alle
tot de laatste sectie, nl. Gymn. quinquelobatum Miq. , Gymn.
leucostichum Miq. en Gymn. Cochinchinense Kurz. De laatste
komt in Miquel’s Flora voor als eene soort van Trichosanthes L.,
(Trich. costata BI.).
4. L A G E N A R IA Ser.
Bloemen eenhuizig. Mannelijke bloemen: Kelkbuis smal
klokvormig, of trechtervormig; lobben 5, smal, klein, uiteenstaand.
Bloembladen 5, vrij, uitgespreid, langwerpig-
omgekeerd eirond, uitgerand. Meeldraden 3, in de kelkbuis
ingeplant, met vrije helmdraden; helmknoppen binnen
den kelk besloten, vrij of licht samenhangend, langwerpig,
een 1-hokkig, de overige 2-hokkig, met S-vormig bochtige,
elkander aanrakende of vrije hokjes; helmbindsel
voorbij de hokjes niet verlengd, smal of breed; stuifmeel
glad, droog eivormig, met 3 voren, bij bevochtiging kogelvormig,
zich met 3 poriën openend. Rudimentaire stamper