zaadlijst, die het grootste gedeelte van de holte inneemt
en aan den vrijen top één klein eitje draagt. Stempel
bijna zittend, neergedrukt-knopvormig, met onduidelijke
tandjes aan den rand. Steenvrucht met een vleezig vrucht-
vleesch, eene houtachtige kern, en eenen dunnen door
vaatbundels doortrokken binnenwand. Zaad van denzelf-
den vorm als de holte der kiem, opgericht, naakt (zonder
zaadhuid), met een oliebevattend kiem wit; kiem asstandig,
bijna even lang als het zaad, rolrond met onduidelijke
zaadlobben.
Klimmende heesters met afwisselende, lederachtige,
onbehaarde, glanzende bladeren, welke aan de basis
nagenoeg drievoudig generfd zijn. Okselstandige trossen
met schildvormige schutbladen, die ieder 3 kleine bloemen
ondersteunen en vóór den bloei afvallen.
Aantal soorten 5, in tropisch Azië, Afrika en Australië; in Ne-
derlandsch Indië O. amentacea Roxb. — O. Javanica Miq. én O.
Pentitdtis BI.
13. L A.SIANTHERA Pal. Beauv.
Bloemen tweeslachtig. Kelk kort, napvormig, 5-tandig,
door schutblaadjes omgeven. Bloembladen 5, hypogynisch,
in den knop klepswijze aaneensluitend, aan de basis tot
eene buis versmolten. Meeldraden 5, hypogynisch, met
de bloembladen afwisselend; helmdraden plat, bloembladvormig,
aan de basis tot eene buis verbonden, welke
niet met de bloemkroon samenhangt, van voren onder
den top hol, kapvormig; helmknoppen tweehokkig, naar
binnen openspringend met schuine langsspleten, bedekt
door haren, welke op de helmdraden en het helmbindsel
ontspringen. Eierstok vrij, éénhokkig, langwerpig driekant ,
met een korten, eindelingschen stijl en een kleinen, knop-
vormigen stempel; eitjes 2 naast elkander, anatroop,
hangend van den top van het hokje. Schijf éénzijdig,
zeer gtoot, tegenover den stamper en daarop gelijkend,
soms klein of schubvormig. Steenvrucht gebogen, samengedrukt,
asymmetrisch; aan ééne zijde slechts met weinig
vruchtvleesch, aan de andere zijde droog , in de lengte
gestreept. Zaad hangend, met een vleezig kiemwit en
eene kleine, aan den top geplaatste kiem.
Klimmende heesters. Afwisselende, gaafrandige bladeren.
Bloemen buiten de bladoksels, in gesteelde hoofdjes
of schermpjes.
Aantal soorten 3, ééne in tropisch Afrika, ééne in Nieuw-Cale-
donië ên ééne, L. Papuana Becc., in Nieuw-Guinea. Door Miquel
werden tot Lasianthera eenige soorten gerekend, welke door Val et ON
deels tot Gomphandra Wall., deels tot Stemonurus Blume worden
gébracht.
14. GOM PH AND RA Wall.
Bloemen gemengdslachtig, door mislukking tweehuizig.
Kelk kort, napvormig, 4—5-tandig of gaafr&ndig. Bloembladen
4—5, in den knop klepswijze aaneensluitend,
min of meer tot eene buis verbonden, met vrije, vóór
den bloei naar binnen gebogen, toppen. Meeldraden 4—5
(zelden 3), afwisselend met de bloembladen, ingeplant
op eene hypogynische schijf; helmdraden zelden onbehaard,
dikwijls spaarzaam of dicht behaard, meestal van boven
verdikt e n aan den top met twee holten aan de binnenzijde
voor de helmknoppen; helmknoppen in de mannelijke
bloemen gevuld met driekant-schijfvormige stuif-
meelkorrels en naar binnen openspringend, in de vrouwelijke
bloemen ledig, hangend aan den top der helmdraden.
Stamper in de mannelijke bloemen min of meer
rudimentair, kegelvormig, geheel gevuld of van boven
met een holte, die rudimentaire eitjes bevat; in de vrouwelijke
bloemen cilindrisch of omgekeerd-kegelvormig,
even lang als de helmdraden, met eene breede, gelobde
klier aan den top, welke den stempel omgeeft; stempel
trechter- of wratvormig; eitjes 2, hangend. Steenvrucht
langwerpig, eirond, of omgekeerd 'eirond, door den kus-
senvormigen min of meer excentrischen stempel, welke
al of niet gesteeld is , gekroond. Kern houtachtig of
bros, langsgeribd. Zaad hangend, door eene cirkelvormige
zaadnerf omgeven; kiemwit vleezig, nagenoegtweedeelig,
het voorkomen hebbende van twee vleezige zaadlobben,
met eene meestal kleine kiem aan den top.
Onbehaarde of zachtharige boomen. Bladeren gaafrandig.
Bloemen klein, in bij schermen, welke nu eens opeengedrongen
of tot hoofdjes verbonden, dan weder lang
gesteeld en tot schermen vereenigd zijn, in de oksels der
bladeren of daarbuiten geplaatst, soms de bloemen aan
de takken van de tweede orde dragende.