3. Mitscherlichia Klotsch. Mannelijke bloemen m e t 4 kelkbladen.
E ie rstok 3-hokkig, m e t 3 vleugels. Zaadlijsten onverdeeld.
Hiertoe b ra c h t hij 5 soorten van Nederlandsch Indië.
Ai.ph. De Candolle onderscheidde in de familie 3 geslachten,
welke te samen m e t h e t g e slacht Begonia volgens de opvatting
van Bentham en Hooker overeenkomen. Deze g eslachten waren aldus
g e k enm e rk t: 1. Casparya A.D.C. Z a adlijstenasstandig. Doosvrucht
aan de rugzijde der hokjes bij de as, dus schötverbrekend opensplijtend.
2. Begonia L. Zaadlijsten asstandig. Doosvrucht a an de
voorzijde der hokjes nabij de vleugels dus hokverbrekend opensplijtend.
3. Meziera Gaud. Zaadlijsten wandstandig of h a lf wandstan-
dig. Doosvrucht hokverbrekend of in h e t geheel n ie t opensplijtend en
m in of meer besachtig. Tot h e t e e rste b ra c h t hij 6 soorten van
Nederlandsch Indië, welke gedeeltelijk door Miquel to t Platycentrum
Klotsch en door Hasskarl to t Sphenanthera Klotsch g e b ra ch t waren.
(C. robusta A. D. C. = PI. róbustum Mig. — Sphen. robusta Hassk.;
C. multangula A. D. C. = PI. multangula Mig'§St:Sphen. multan-
güla Klotsch. enz). Het tweede, u it ongeveer 350 soorten bestaande,
verdeelde hij in een 6 0 -ta l secties, w aarvan e r 46 in tropisch Azië
vertegenwoordigd zijn. Het derde b e s ta a t sle chts u it 3 soorten,
w aarvan 1 m e t eene vleezige, n ie t opëhspringende v ru c h t ook op
Timor voorkomt, nl. M. Salaziensis Gaud. = Diploclinium (?)
Timorense Mig.
Door Bentham en Hooker werd h e t g eslacht verdeeld in 4 seriën.
Clarke in Hooker, Fl. of Br. Ind. II, p. 635 verdeelde de En-
gelsch Indische soorten in 6 secties, w a a rv an de 3 eerste, Casparya,
Aloecida en Knesebeckia, ongeveer m e t Diploclinium, de vierde
Platycentrum ongeveer m e t h e t g e slacht Platycentrum en de zesde
Uniplacentales m e t Mitscherlichia overeenkwam. De vijfde Papyra-
ceae, g ek enm erk t door papierdunne doosvruchten en k leine bloemen,
schoon in P in an g en Malakka voorkomende, sc h ijn t in de Flora
van Miquel n ie t vertegenwoordigd te zijn.
L a te r werd in Journ. of Linn. Soc. XVIII, p. 414. deze ra n g schikking
eenigszins gewijzigd en h e t g eslacht verdeeld in 6 onder-
geslachten 4. Casparya. 2. Parvi-Begonia. 3. Aloecida. 4. Aschisma.
5. Eu-Begonia en 6. Platycentrum.
F am. l x i i . DATISCACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I, p. 844. — Miquel, Fl. Ind.
Bat. I , 1 , p. 725. — Sumatra, p. 336. — A .D .C . Prod. XV, 4, p.
409. — Clarke in Hooker, Fl. óf Br. Ind. II, p. 656.
Bloemen tweehuizig, regelmatig, zelden twee- of ge-
mengdslachtig. Mannelijke bloemen: Kelkbuis kort of
halfbolvormig ; lobben 3—9, kort, gelijk of ongelijk.
Bloembladen ontbrekend of 8 of klein. Meeldraden 4—25,
tegenover de kelklobben geplaatst; helmdraden kort of
lang; helmknoppen 2-hokkig, aan de rugzijde of de basis
ingeplant; bokjes naar buiten of zijdelings openspringend.
Eierstok rudimentair en klein, of ontbrekend. Vrouwelijke &n
tweeslachtige bloemen: Kelkbuis met den eierstok vergroeid;
lobben 3 ^ 8 , kort. Meeldraden, waar zij voorkomen, op
die van de mannelijke bloemen gelijkend of tot stamino-
diën verminderd. Eierstok 1-bokkig, aan den top geopend
of gesloten; zaadlijsten wandstandig, met de kelklobben
afwisselend; stijlen zooveel als er zaadlijsten zijn en met
deze afwisselend, enkelvoudig of 2-deelig, aan de binnenzijde
stempelkliertjes dragend of met knopvormige
stempels aan den top; eitjes zeer talrijk, in 2 co rijen,
anatroop, klimmend of nagenoeg horizontaal. Doosvrucht
vliezig of lederachtig, tusschen de stijlen openbarstend,
oo -zadig. Zaden zeer talrijk, klein; zaadhuid gestreept en
ingedrukt gestippeld; navel met een kiempropje; kiem-
wit zeer weinig; kiem cilindrisch, in de as van het kiem-
wit geplaatst; kiemworteltje lang, dicht bij den navel.
Kruiden of boomen, onbehaard of met zachte haren of
schubben bedekt. Bladeren afwisselend, enkelvoudig of
gevind. Steunblaadjes ontbrekend. Bloemen klein of middelmatig,
in éénsiachtige aren of in okselstandige trossen
of bundels, door schutbladen omgeven.
Aantal soorten 4 of 7 , in 4 geslachten, waarvan 1 in Westelijk
Amerika, eene tweede in Zuid Oost Europa en W estelijk Azië, de
beide overige in Engelsch en Nederlandsch Indië te h u is behooren.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
4. Tetrameles. Bloembladen ontbrekend in beide geslachten.
Helmknoppen ko rt, 2-lobbig. Stijlen 4, m e t stompe stempels.
2. Octomeles. Bloembladen ten g etale van 8 bij de mannelijke
bloemen. Helmknoppen g ro o t, lijnvormig-langwerpig, te ru g gekromd.
Stijlen 8 , m e t knopvormige stempels.
4. T E T R A M E L E S B. Br.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloemen: Kelkbuis
zeer kort; lobben 4, eivormig of langwerpig, soms hier
en daar met een tusschengevoegd tandje vermeerderd,
gelijk of ongelijk. Bloembladen ontbrekend. Meeldraden 4,
om eene neergedrukte schijf ingeplant; helmdraden lang;
38