Yormig, 2-hokkig; hokjes uiteenwijkend, Staminodiën 5,
tegenover de kelkbladen, lancetvormig. Yruchtbladen 5,
tegenover de kelkbladen, vergroeid; stijlen vergroeid;
eitjes 2—6 . Doosvrucht hokverbrekend, 5-kleppig, met
borstelige haren bedekt. Zaad klimmend, kiemwithoudend
met een kiempropje; zaadlobben p lat; kiemworteltje
naast den navel.
Boomen of heesters. Bladeren enkelvoudig, schuin. Bloei-
wijze in bijschermen, eindelingsch, okselstandig of tegenover
de bladeren.
Omstreeks 8 soorten, de meesten in Australië, 2 in Nederlandsch
Indië, C. echinata Forst, en C. platyphylla. A n d r.,. de laatste ook
op Malakka.
17. L E P TO N Y C H IA _Turcz.
Kelkbladen 5, in den knop klepswijze aaneensluitend, bijna
tot de basis vrij. Bloembladen 5j evenzoo klepswijze aaneensluitend,
kort, rond en hol. Meeldraden van onderen tot eene
buis vergroeid, van boven vrij; helmdraden in 3 rijen. De
buitenste rij wordt gevormd door 10—15 lintvormige staminodiën
tegenover de bloembladen, de middelste door
1 0 vruchtbare meeldraden, ook tegenover de bloembladen
en de binnenste door 5 korte, vleezige, priemvormige
staminodiën tegenover de kelkbladen; helmknoppen lijn-
langwerpig, aan de binnenzijde geplaatst, doch zijdelings
openspringend. Eierstok zittend, 3—4-hokkig; zaadlijsten
asstandig i stijlen vergroeid; stempel 3-spletig; talrijke
eitjes in elk hokje, anatroop. Doosvrucht 2—3-hokkig of
door mislukking 1 -hokkig, schot- of hokverbrekend openspringend
of beiden te gelijker tijd of onregelmatig. Zaden
zwart, m e t.vleezigen, oranjekleurigen zaadrok; kiemwit
vleezig; zaadlobben plat, bladachtig; kiemworteltje naar
boven gericht.
Heesters of boomen. Bladeren enkelvoudig, gaafrandig.
Bloemen in bijschermen, okselstandig.
Aantal soorten 3 a 4, in Britsch en Nederlandsch Indië en in
tropisch Afrika. Dit geslacht, door Bentham en Hooker bij de Tili-
aceae geplaatst, wordt door Masters tot de Sterculiaceae gebracht.
In Malakka komt L. acuminata Mast., in Nederlandsch Indië L.
glabra Turcz. voor. De laatste soort was door Kurz als een afzonderlijk
geslacht Binnendykia beschreven, (B. trichostylis Kurz),
nadat zij door Miquel onder dè Meliaceae in het geslacht TU rraea
geplaatst was. (T. trichostylis Miq.)
F am. x x i i i . TILIACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I. p. 228. — Kurz in Journ.
of As. Soc. XXXIX. Part. 2, p. 67. — Maxwell Masters in Hook.
Flora of Brit. Ind. I. p. 363.
Bloemen regelmatig, twee- of éénsiachtig. Kelkbladen 3—5,
vrij of vergroeid, in den knop klepswijze aaneensluitend.
Bloembladen evenveel als kelkbladen, zelden ontbrekend,
dakpanswijze dekkend of klepswijze aaneensluitend.Meeldra-
den talrijk, zelden in bepaald aantal, gewoonlijk op een
hoogen en breeden bloembodem ingeplant, vrij of soms
5 -broederig; helmdraden draadvormig; helmknoppen 2 -
hokkig. Eierstok vrij, 2- 10-hokkig; stijlen zuilyormig
of in even zoovele takken verdeeld als er hokjes in den
eierstok zijn; stempels meestal vrij, zelden ineenvloeiend
of zittend. Eitjes aan den binnenhoek der hokjes vastgehecht;
als zij gering in aantal zijn dikwijls van den top
nederhangend of van de basis klimmend, als zij talrijker
zijn in 2 of meer rijen, anatroop; zaadnerf buikstandig
of zijdelingsch. Yrucht vleezig of droog, al of niet openspringend,
2 — 1 0 —, of door mislukking 1 -hokkig (hokjes
vaak door valsche schotten gedeeld; vruchtbladen gemakkelijk
te scheiden of steeds vereenigd.) Zaden 1 of talrijk,
klimmend, hangend of dwars, zonder zaadrok; zaadhuid
lederachtig of bros, soms behaard; kiemwit vleezig, in groote
of geringe hoeveelheid, zelden ontbrekend; kiem recht of
licht gekromd; zaadlobben bladachtig, zelden vleezig;
kiemworteltje naast den navel.
Boomen, heesters of kruiden. Bladeren afwisselend,
zelden tegenovergesteld, enkelvoudig of gelobd. Steun-
blaadjes vrij, meestal afvallend. Bloemen meestal in bijschermen
, welke soms alleen, soms tot tuilen of pluimen
vereenigd in de bladoksels of aan de toppen der takken
staan.
Aantal geslachten 40, soorten omstreeks 350, over alle deelen
der wereld verspreid,, voornamelijk in de warme gewesten.