Aantal soorten 15, in Engelsch Indië, vooral op Malakka en de
naburige eilanden, op de Viti-eilanden en in China. Eéne soort van
Penang en Malakka^, A. exigua BI., komt ook op de Philippijnsehe
eilanden voor en zal dus ook waarschijnlijk wel in Nederlandseh
Indië gevonden worden. Eene tweede soort komt in Malakka voor,
A. Griffühü Hook. f. Volgens Cogniaux behoort hiertoe^ misschien
ook A ? bullata Cogn., door andere schrijvers tot Sonerila Roxb.
of Driessenia Korth. gebracht, (S. bullosa Griff. = Dr? bullosa
Tr.). Voor Nederlandseh Indië noemt Cogniaux 6 nieuwe soorten
van Borneo en 2 van Nieuw Guinea.
5. O X Y S P O R A D C.
Kolkhuis knods-klokvormig, stomp 4-zijdig, nagenoeg
onbehaard; lobben 4, kort, stomp, enkelvoudig of met
een tandje op den rug. Bloembladen 4, langwerpig, min
of meer spits, volkomen onbehaard. Meeldraden 8., ongelijk
(zeer zelden 4); helmknoppen ongelijk; de 4 grootste
paarsch, lij n-priemvormig, gekromd, met 1 porie, aan de
basis eenigszins lang 2-lobbig; helmbindsel aan de basis
niet verlengd, van voren zonder aanhangsels, van achteren
met eene spoor; de kleinere recht, geel, lijnvormig-lang-
werpig; helmbindsel van achteren gespoord. Eierstok met
4 verticale schotten aan den kelk vastgehecht, 4-hokkig,
met gezwollen, onbehaarden top; stijl draadvormig, S-
vormig omlaag gebogen, met stipvormigen stempel. Doosvrucht
knodsvormig, binnen den vliezigen, 8 ribben
dragenden kelk besloten, 4-hokkig. Zaden klein, onregelmatig
knods-wigvormig, met zijdelingsche zaadnerf.
Dunne, opgerichte of min of meer klimmende, onbehaarde
of aan de dunne takken en bladstelen met op
zemelen gelijkende schubben bezette heesters. Bladeren
lang gesteeld, groot, langwerpig of lancetvormig-eivormig,
lang toegespitst; gaafrandig of golvend getand, 5—7-nervig.
Bloemen vrij klein, rosé of rood, in lange, veelbloemige,
losse, knikkende, eindelingsche pluimen.
Aantal soorten 4, waarvan 3 in-Engelsch Indië en 1 op Sumatra,
O. macrophylla Tv. De laatste werd door Miquel beschre’ven als
zijn nieuw geslacht Hylocharis, (H. macrophylla Miq.).
6. D R IE S S EN IA Korth.
Kelkbuis min of meer 4-zijdig, bijna dobbelsteen vormig,
min of meer onbehaard; kelkzoom afgeknot, 4-tandig,
van buiten met kleine, stipvormige tandjes vermeerderd.
Bloembladen 4 , langwerpig, stomp. Meeldraden 8, ongelijk;
helmknoppen priemvormig, met 1 porie, recht; de grootere
met een aan de basis niet verlengd helmbindsel, van
voren met twee lijnvormige, stompe, uitgespreide of opgerichte
aanhangsels, van achteren gespoord; de kleinere
met dezelfde aanhangsels, doch minder ontwikkeld. Eierstok
met den kelk samenhangende, 4-hokkig, met in het
midden diep uitgeholden top, welks holte door 4 opgerichte,
gewimperde lobben omgeven wordt; stijl recht,
draadvormig; stempel stipvormig. Doosvrucht_ min of
meer kogelvormig, met een uitgeholden top, in welks
midden de 4 platte of gezwollen naar binnen hellende
kleppen samen komen, die zich naar buiten en boven
openen. Zaden talrijk, omgekeerd wigvormig of eivormig,
met basilairen navel; zaadnerf zijdelingsch.
Onbehaard of als met zemelen bedekt kruid, ^ met 4-
kantige, gevoorde takken. Bladeren gesteeld,' vliezig, lang-
werpig-lancetvormig, aan weerszijden toegespitst, gaafrandig,
van boven onbehaard, van onderen als bepoederd, 5-nervig.
Bloemen klein, okselstandig, in bundels, dun gesteeld,
knikkend, groenachtig. Doosvruchten klein.
Aantal soorten 3, op Borneo voorkomende, nl. Dr. axantha Korth.,
en 2 nieuwe, nog onbeschreven, nl. Dr. Teysmannii Cogn. en D t.
ciliata Becc.:, misschien is er nog eene vierde soort op Malakka,
Dr. (?) bullosa Tr., door Griffith tot Sonerila Roxb. gerekend, (S.
bullosa Griff.). De laatste wordt echter door Cogniaux met eenigen
twijfel in het geslacht Allomorphia BI. opgenomen.
7. BLASTUS Lour.
Kelk kortharig, met langwerpig klokvormige of kort
langwerpige buis en verwijden, afgeknotten, klein 4-
lobbigen zoom. Bloembladen 4, eivormig, stomp, geheel
en al onbehaard, lang tot een kegel ineengerold. Meeldraden
4, gelijk; helmdraden draadvormig; helmknoppen
kort priemvormig, naar voren gekromd, met 1 porie en
met aan de basis uiteenstaande hokjes; helmbindsel aan de
basis niet verlengd, zonder aanhangsels. Eierstok door
schotten aan den kelk vastgehecht, 4-hokkig, met kort-
harigen top; stijl draadvormig; stempel stipvormig. Doosvrucht
omgekeerd eivormig, met 4 ondiepe voren, binnen
den lederachtigen kelk besloten, laat met 4 kleppen