kapje afvallend en dan nu eens rondom loslatend, dan
weder onregelmatig doorscheurend. Bloembladen 4, langwerpig
of eivormig, stomp of eenigszins spits. Meeldraden
8 , gelijk, met korte, priemvormige helmdraden; helm-
knoppen zeer kort, eivormig-langwerpig of houweelvormig,
zijdelings samengedrukt, met 2 spleten; helmhindsel niet
verdikt, aan de basis niet verlengd, aan de rugzijde
stomp of kort gespoord. Eierstok met den kelk samenhangend,
4-hokkig, met neergedrukten, onbehaarden top;
stijl draadvormig, met langen, dikken, gevoorden stempel;
eitjes talrijk, ingeplant aan onder aan de wanden
der hokjes geplaatste zaadlijsten. Min of meer kogelvormige
hes, aan den top navelvormig ingedrukt. Zaden
wigvormig, kantig.
Onbehaarde heesters, met rolronde, 4-zijdige of 4
vleugels dragende twijgen. Bladeren kort gesteeld, eivormig
langwerpig, met toegespitsten, stompen top, lederachtig
, gaafrandig, 3-nervig. Bloemen groot, blauw, aan
bloemstelen, die in het midden 2 schutblaadjes dragen
en ten getale van 1—3 voorkomen aan lange, oksel-
standige bloemstengels.
Het geslacht Kïbessiay zooals het door Bentham en Hooker
wordt opgevat, bestaat uit omstreeks 14 soorten. Daaronder- zijn
er eenige, die door Triana later weder zijn afgescheiden wegens
den kelk, die, in de jeugd kapvormig gesloten, later onregelmatig
doorscheurt met blijvende lobben. Deze vormen bij den laatste het
geslacht Rectomitra BI., nl. de heide door Blume hiertoe gerekende
soorten, B. tuberoulata BI. en B. galeata BI. en diens geslacht Macro-
placis (M. cordata BI. — B. cordata Triana). Alle drie. waren door
Korthals tot Ewyckia BI. gebracht met dezelfde soortsnamen. Bij
Triana werden alleen tot Kibessia gerekend die soorten, 8 — 9 in
getal, waar de kelk rondom kapvormig loslaat. Eenige hiervan
waren vroeger tot Ewyckia of tot Pternandra Jack of tot Melas-
toma L. gebracht. Cogniaux beschrijft nog eene nieuwe soort van
Borneo en brengt aldus het aantal der soorten met kapvormigen
kelkzoom op 10. Alle komen in Nederlandsch Indië, ééne soort ook
in Engelsch Indië, voor. Bij Cogniaux vormen deze soorten de
sectie Eu-Kibessia, terwijl Bectomitra BI. en Macroplacis BI. ook
afzonderlijke secties met dezelfde namen worden. In het geheel
neemt hij 13 soorten aan, waarvan 11' in Nederlandsch Indië.
28. P T E R N A N D R A Jack.
Kelkbuis halfbolvormig, glad; kelkzoom afgeknot, onduidelijk
4-tandig. Bloembladen ei- of lancetvormig, spits
of stomp. Meeldraden 8 , gelijk, met korte, priemvormige
helmdraden; helmknoppen breed langwerpig, aan weerszijden
stomp, met 2 spleten; helmhindsel aan de basis
niet verlengd, kort gespoord of stomp. Eierstok aan den
kelk vastgehecht, 4-hokkig, met ingedrukten, onbehaarden
top ; stijl dun, met kegel- of knodsvormigen, geyoor-
den stempel; zaadlijst aan de basis van de wanden ingeplant
of uit den binnenhoek opstijgende._ Besvrucht, aan
den top navelvormig ingedrukt. Zaden wigvormig of kantig,
met basilairen navel; zaadnerf zijdelingsch.
Kleine, onbehaarde hoornen of heesters, met rolronde
takken. Bladeren zittend of gesteeld, eivormig, langwerpig
of lancetvormig, lederachtig, gaafrandig, 3-nervig.
Bloemen klein, in weinigbloemige pluimen of bij schermen.
Aantal' soorten 3, in Nederlandsch Indië, in Malakka en op de
Philippijnsche eilanden voorkomende, in. Miquel’s Flora onder den
naam van Ewyckia BI. beschreven. J
29. P L E T H IA N D R A Hook.f.
Kelk onbehaard, met halfbolvormige of min of meer
blokvormige buis; kelkzoom afgeknot, 6 -tandig. Bloembladen
6 , lancetvormig, toegespitst. Meeldraden omtrent
30, gelijk, met draadvormige, vrij korte helmdraden;
helmknoppen lijnvormig-langwerpig, aan weerszijden stomp,
min of meer rolrond, eenigsziüs teruggekromd, met langs-
spleten aan de voorzijde openbarstende; helmbindsel aan
de basis niet verlengd, aan de rugzijde niet verdikt en
zonder spoor. Eierstok grootendeels samenhangend met
den kelkbodem, 4-hokkig, . onbehaard, met vrijen, doch
van boven ingedrukten top; stijl draadvormig, aan den
top versmald; stempel stipvormig; eitjes talrijk. Yrucht
onbekend.
Yertakte, onbehaarde heester, met_ rolronde, aan de
knoopen verdikte twijgen. Bladeren zittend, langwerpig-
lancetvormig, stomp, onduidelijk ver uiteenstaand gekarteld,
vleezig, met 3 onduidelijke nerven. Bloemen klein,
alleenstaand aan dikke, rechte, al of niet tot bundels ver-
eenigde bloemstengels.
Eéne soort , P. Mótleyi Hook. ƒ., op Borneo voorkomende.