soort, door Hooker tot het geslacht Calophyllum L.
gebracht, (C. hexapetalum Hook. ƒ.), wijkt van de
andere af—duor" het bezit van 2 kelkbladen en 6
bloembladen.
2. Plagiorhiza. Kelk onder de vrucht niet in omvang
toenemend. Eierstok met 4 vruchtbladen, elk met 2
eitjes. Zaadlobben boven elkander. Kiemworteltje zijde-
lingsch. Hiertoe behoort K. nervosa And. (Malakka.).
Fam. XIX. TERNSTROEMIACEAE.
p. 98 reg. 16 v. o. staat: in vele in den knop elkander
dakpanswijze dekkende rijen, lees: in vele rijen,
dakpanswijze opeengeschoven.
p. 98 aan de aanteekening omtrent de soorten van
ARCHYTAEA Mart. toevoegen:
De door Korthals als Ploiarium elegans beschreven
-soort is Archytaea Vahlii Choisy.
Fam. XXII. STERCULIACEAE.
p. 121 aan de aanteekening omtrent de geslachten der
Sterculiaceae toevoegen:
Het geslacht Ptychopyxis Miq. {Pt. costata Miq.), beschreven
en afgeheeld in Hooker, Icones 1.1793, moet
volgens dien schrijver tot de Euphorbiaceae gebracht
worden.
p. 123 aan de aanteekening omtrent de soorten van
STERCULIA L. toevoegen:
Door Pierre in Flore Forest. de la Cochin Chine bij tab.
193—195 wordt het geslacht op nieuw gesplitst. De daartoe
gebrachte soorten verdeelt hij in de geslachten, waaruit
het vroeger samengesteld was en onderscheidt deze
voornamelijk door de volgende kenmerken:
Sterculia L. Meeldradenzuil ‘) eindigende in 5—12
3) De hier en elders gebruikte term meeldradenzuil is niet volkomen
juist, daar de bloembodem zoowel bij de vrouwelijke en tweeslachtige
als bij de mannelijke bloemen verlengd is en in de beide
eerste gevallen ook de stampers, in het laatste geval ook de rudimentaire
stampers draagt. In aansluiting met andere werken heb ik den
term echter gehouden.
helmknoppen, die in onduidelijke bundels gerangschikt
zijn. Vruchtbladen meestal ten getale van 5, meestal met
dubbele zaadlijst, elk voorzien van één, zelden van
verscheidene rijen eitjes Kokervruchten droog of houtachtig.
Kiemworteltje ver van den navel. Kiemwit dikker
of dunner dan de zaadlobben. Hiertoe brengt hij
S. Javanica R. Br., S. macrophylla R. Br., S. Spangleri
R. Br., S. longifolia R. Br., S. grandifolia R. Br.,
alle van Java, S. ensifolia Mast. en S. rubvginosa Vent.
van Malakka én S. gracïlis Korth. van Borneo.
Pterocymbium R. Br. Meeldradenzuil cilindervormig
bij de mannelijke, gezwollen bij de vrouwelijke bloemen
en met ééne rij van 10 helmknoppen. Vruchtbladen
3—6, elk met 2 naast elkander geplaatste, omgekeerde
- eitjes. Gevleugelde, éénzadige kokervruchten. Kiemworteltje
naar ónder gericht. Kiemwit zeer dik. Zaadlobben
plat, hartvormig. Hiertoe brengt hij Pt. Javanicum
R. Br. van Java .en P. tubulatum Pierre, de laatste
afkomstig van Malakka en vroeger als S. tiibulata
Mast. beschreven.
Scaphium Schott. Meeldradenzuil langer dan de kelk-
buis, met 15 meeldraden in de mannelijke en 10 in de
vrouwelijke bloem. Helmknoppen met evenwijdige hokjes,
die in de lengte of aan den top openspringén. Vruchtbladen
2—5, elk met 2 naast elkander geplaatste,
omgekeerde eitjes. Stempel zittend, of bijna zittend,
2-lobbig. Kokervruchten gevleugeld, dikwijls onder aan
de basis verbreed, meestal 1-zadig. Kiemwit al of niet
aanwezig. Hiertoe belmoren Sc. Wallichii Br. = St.
scaphigera Wall. (Malakka), Sc. affine Pierre = St.
affinis Mast. (Malakka), Sc. Beccarianum Pierre
(Borneo) en Sc. linearicarpum Pierre — St. lineari-
carpa Mast (Malakka).
Volgens Pierre moet verder nog onderscheiden worden
het geslacht Pterygota Schott, met gevleugelde
zaden, waartoe hij brengt Pt. Roxburghii Schott —
St. alaia Roxb., van Java enz. en Pt. Bureavii Pierre
van Borneo.
p. 124 aan de aanteekening omtrent de soorten van
TARRIETIA Bi. toevoegen:
Eene soort van Celebes, welke door Oliver tot dit
geslacht is gebracht, T. Riedeliana ÓKv., wordt door
Pierre daarvan afgescheiden en vereenigd met eene
soort van Australië, die door Ferd. Mueller reeds
vroeger tot een afzonderlijk geslacht was verheven. Dit
geslacht, Argyrodendron Ferd. Muell., bevat dus 2
soorten, A. trifoliata Ferd. Muell. en A. Riedeliana
pierre, Het wordt volgens Pierre aldus onderscheiden;