lijke bloemen: Stampers talrijk, dicht opeengedrongen,
dakpanswijze dekkend in den knop, stempels zittend,
eitjes 2. De rijpe stampers vormen eene dunne aar van
ronde, niet openspringende, vleezige, 1-zadige vruchtjes.
Zaden 1—2; hangend, kiemwit vleezig; kiem klein;
zaadbuid bros.
Klimmende heesters. Bladeren zonder steunbladen.
Bloemen wit, geel of roodachtig, in de oksels der bladeren
of van schubben aan de basis van korte zijdelingsche
bebladerde takken.
Omstreeks 6 soorten, 1 in Noord-Amerik'a, de andere in tropisch
of oostelijk Azië. De Aziatische soorten werden door Blume onder
den naam Sphaerostema beschreven.
6. K A D SU K A Kaempf.
Bloemen éénsiachtig. Kelk- en bloembladen 9—15, van
de buitenste, welke zeer klein zijn, tot de bloembladvormige
binnenste trapswijs overgaandq. Mannelijke bloemen:
Meeldraden oo, vrij of tot een kogel vergroeid. Helm-
knoppen kort; hokjes tegen een breed helmbindsel aangegroeid
en daardoor gescheiden; die van de aan elkander
grenzende helmknoppen dikwijls tot elkander genaderd.
Vrouwelijke bloemen: Stampers oo in een hoofdje, 2-f®3-eiig;
de rijpe vruchtjes besvormig, onder elkander vrij, doch
tot een kogelvormig hoofdje bijeengevoegd. Zaden in een
vruchtmoes.
Klimmende heesters. Lederachtige, zelden vliezige bladeren.
Bloemen okselstandig, alleenstaand, wit of rood.
Aantal soorten omstreeks 7, in tropisch Azië in de bergstreken
of in Oost-Azië voorkomende. Twee soorten komehT op Java voor,
waarvan eene door Bldme onder den naam Sarcocarpon beschreven
werd.
Fam. iy . ANONACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I. p. 20. — Miq. Ann. Mus
Lugd. Bat. II. p. 45. — Scheff. Njit. Tijdschr. v l Ned.-Ind. XXXI.
p. 1, 338; XXXII. p. 387; Ann. de Buitenz. I. p. 2, II. p. 1. -—
Beccari Nuovo Giornale Botahico. III. p. 177. — Hook. Fl. of Br.
Ind. I. p. 45.
Kelkbladen 3, vrij of vergroeid, gewoonlijk klepswijze
aaneensluitend in den knop. Bloembladen meestal 6,
hypogynisch, 2-rijig of de binnenste ontbrekend. Meeldraden
talrijk, zelden in bepaald aantal, hypogynisch,
dicht opeengedrongen op den bloembodem; helmdraden
kort of ontbrekend; helmhokjes tegen het helmbindsel aangegroeid,
naar buiten of min of meer zijdelings openspringend;
helmbindsel verlengd tot een langwerpig verbreeden
of afgeplatten kap. Stampers 1 of meer, vrij, zeerheiden
vergroeid, doch meestal met afzonderlijke stempels; stijl kort
of ontbrekend; eitjes 1 of meer. Vruchten l o f meer, zittend
of gesteeld, met 1 of meer zaden, gewoonlijk niet
openspringend. Zaden groot, zaadhuid bros of lederachtig;
kiemwit sterk ontwikkeld, uitgevreten, dikwijls tot aan
de as in 4 rijen horizontale platen verdeeld; kiem klein;
zaadlobben uiteenwijkend.
Boomen of heesters, soms klimplanten, meestal aromatisch.
Bladeren afwisselend, zonder steunblaadjes, enkelvoudig,
geheel gaafrandig. Bloemen eindstandig, tegenover
de bladeren, okselstandig of zijdelingsch, alleenstaand
of op verschillende wijze vereenigd, zelden meerdere op
een gemeenschappelijken, enkelvoudigen of weinig vertakten
bloemstengel, tweeslachtig, zelden eenslachtig.
Aantal geslachten volgens Bentham en Hooker 40, soorten
omstreeks-4Ó0. Sinds dien tijd is echter dit aantal belangrijk vermeerderd.
Zij worden aangetroffen in alle tropische streken, eenige
weinige in niet tropisch Amerika. In Nederlandsch- Indië komen
ongeveer 220 soorten voor.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. I v a r i e a e . Bloembladen 2-rijig, één of beide rijen
dakpanswijze dekkend in den knop. Meeldraden talrijk, dicht opeengedrongen;
helmhokjes bedekt door de overhangende helmbindsels.
-j- Bloemen drietallig
§ In eiken stamper meer dan éên eitje.
1. Sageraea. Bloemen één- of tweéslachtig. Kelkbladen klein,
dakpanswijze dekkend in den knop. Bloembodem vlak. Stampers
3— 6.
2. Stelechocarpus. Bloemen éénsiachtig, kelkbladen zeer klein.
Bloembodem kegelvormig. Stampers in onbepaald aantal.
I 3; Uvaria. Bloemen tweeslachtig; kelkbladen klepswijs aan-
" eensluitend in den knop. Bloembodem nagenoeg vlak. Stampers oo.
4. Sphaerothalamus. Bloemen tweeslachtig. Kelkbladen zeer
groot, dakpanswijze dekkend in den knop. Bloembladen ongeveer
tweemaal langer dan de kelkbladen, lang-spatelvormig. Bloembodem"
bolvormig. Stampers talrijk.