bladen 5, lancetvormig, van dezelfde kleur als de kelkbladen.
Bij kroon dubbel, de buitenste uit oo draden
gevormd, de binnenste kort en gewimperd. Stamperdrager
kort, draadvormig, met 5 ribben aan de basis. Meeldraden
5, op den stamperdra ger ingeplant, met eivormig-
langwerpige, stompe, bewegelijke helmknoppen ; helmbind-
sels niet verlengd. Eierstok gesteeld, onregelmatig
driezijdig, in doorsnede een gelijkbeenigen driehoek
vormende, met 2 langsvoren op het korte en 3 op de
lange zijvlakken ; stempel enkelvoudig, zittend, min of
meer schijfvormig, onregelmatig gelobd; eitjes talrijk,
anatroop, bevestigd aan wandstandige zaadlijsten. Yrucht
onbekend.
Klimmende heesters, met rolronde, onbehaarde gestreepte,
aschgele twijgen en afwisselende, langwerpige,
gaafrandige, aan de basis stompe, onbehaarde, meestal
5-nervige, groote bladeren en vrij dikke, bochtige bladstelen.
Bloemen in weinigvertakte, weinigbloemige,
okselstandige bij schermen.
Eéne soort, door Hollrung in de Duitsche Bezittingen op Nieuw
Guinea ontdekt en door Schumann in Engler’s Bot. Jahrb. IX,
4888, p. 212 besch reven onder den naam van H. aurantioides Schum.
4. M O DECCA Lam.
Bloemen éénsiachtig. Mannelijke bloemen: Kelkbuis
klok-, tol- of buisvormig of opgezwollen ; lobben 4—5,
kort of lang. Bloembladen 4—5, in de keel of op den
bodem van de kelkbuis ingeplant en daarbinnen besloten
, klein, soms in wimpers verdeeld. Bijkroon ontbrekend
of in de gedaante van een uit draden of vezels
bestaanden ring. Meeldraden 4—5, onder in de kelkbuis
ingeplant, tegenover evenveel schubben of klieren, met
korte of lange, vrije of van onderen vergroeide helm-
draden; helmknoppen aan de basis vastgehecht, langwerpig
of lijnvormig, dikwijls met een stekelpuntje aan
het helmbindsel. Kleine, rudimentaire eierstok. Vrouwelijke
bloemen: Kelk als bjj de mannelijke. Bloembladen
kleiner dan bij deze. Staminodiën 4—5. Eierstok gesteeld
of nagenoeg zittend, eivormig, rolrond of 4-zijdig; stijl
ontbrekend of 3-spletig, met niervormige, knopvormige
of verbreede stempels; eitjes o o , aan 3 zaadlijsten
vastgehecht. Doosvrucht gesteeld, opgeblazen, leder- of
papierachtig of vleezig ; zaadhuid korstachtig, met groefjes
; kiem wit vleezig; zaadlobben bladachtig.
Onbehaarde, dikwijls blauwgroene, klimmende of windende
kruiden of heesters. Bladeren afwisselend, gaaf-
randig, handlobbig of vinspletig, met 2 klieren op den
top van den bladsteel. Steunblaadjes ontbrekend of onduidelijk
waar te nemen. Zijdelingsche, onverdeelde, spiraals-
wijs gewonden of gewrongen ranken. Bloemen meestal
klein, wit, geel of groen, aan okselstandige, dikwijls
in ranken verlengde bloemstengels. Doosvrucht zeer groot.
Aantal soorten omstreeks 25, in tropisch Azië, Afrika en Australië.
Ongeveer een 10-tal komt in Nederlandsch Indië voor.
5. C A R IC A L.
Bloemen éénsiachtig, gewoonlijk 2-huizig, zelden tweeslachtig.
Mannelijke bloemen: Kelk zeer klein, 5-lobbig.
Bloemkroon trompetvormig, met lange, dunne buis; lobben
langwerpig of lijnvormig, in den knop klepswijze
aaneensluitend of gedraaid. Meeldraden 10, in de keel
van de bloemkroon ingeplant, waarvan de 5 buitenste met de
lobben der bloemkroon afwisselen en korte meeldraden hebben
, terwijl de 5 binnenste, tegenover de lobben der bloemkroon
geplaatsten zittend zijn. Rudimentaire eierstok priem-
vormig. Vrouwelijke bloemen: Kelk als bij de mannelijke.
Bloembladen 5, lijnvormig-langwerpig, opgericht, afvallend.
Staminodiën ontbrekend. Eierstok vrij, zittend, 1-hokkig
of door valsche tusschenschotten 5-hokkig ; stijl ontbrekend
of zeer kort, met 5 verbreede of lijnvormige, enkelvoudige
of gelobde stempels ; eitjes o o , zelden in gering
aantal, in 2—oo rijen aan 5 wandstandige zaadlijsten
vastgehecht. Yleezige, een dun moes bevattende, niet
openspringende besvrucht. Zaden o o , eivormig, min of
meer samengedrukt, aan den zaadrok vastgehecht, met
eene leder- of korstachtige, gladde, «gerimpelde of geste-
kelde zaadhuid; kiemwit vleezig ; kiem in de as van
het zaad ; zaadlobben langwerpig, plat; kiem worteltje
rolrond.
Boomen met een meestal enkelvoudigen, dik sponsach-
tigen, en min of meer kruidachtigen, aan den top bebla-
derden stam en met een melkachtig sap. Bladeren afwisse