werpig, gaafrandig of onduidelijk gekarteld, 3 -nervig.
Bloemen klein, in eindelingsche en okselstandige tuilen,
zonder schutbladen; bloemstelen in het midden met twee
schutblaadjes, die echter de bloem niet in den knop kleps-
wijze omsluiten.
Aantal soorten volgens Cogniaux 12, alle in Nederlandsch Indië
voorkomende. Bij eene door Beccari in Borneo waargenomen soort,
P . macrorhiza Becc., zijn de wortel« soms knolvormig verdikt en
vertoonen zij vaak door mieren bewoonde holten.
22. POG-ONANTHEBA BI.
Kelk als met poeder bestrooid, met bekervormige, 4 -
zijdige buis en 4-tandigen zoom. Bloembladen 4 , lancetvormig,
toegespitst, aan beide zijden in het midden verbreed
of met een tandje. Meeldraden 8 , nagenoeg gelijk;
helmknoppen recht, langwerpig, spits, met 1 porie; helm-
bindsel aan de basis niet verlengd, van voren zonder
aanhangsels, van achteren door lange haren gebaard, zonder
of met eene spoor. Eierstok aan den kelk ter halver hoogte
vastgehecht, met behaarden, kegelvormigen top; stijl draadvormig,
op een ring ingeplant, met kleinen, stompen
stempel. Bes kogelvormig, 4-hokkig, door den kelkzoom
gekroond. Zaden talrijk, eivormig, min of meer glad.
Heesters, soms op andere gewassen levend, met rolronde
takken en gestippelde schubben. Bladeren gesteeld,
langwerpig, aan de basis min of meer geoord, gaafrandig
en onbehaard. Bloemen klein, rood, als met poeder bestrooid,
in eindelingsche pluimen.
, Aantal soorten volgens Cogniaux 3, alle in Nederlandsch Indië,
Pog. pulverulenta BI., Pog. reflexa BI. en Pog. pcmciflora BI.
Eene vierde, Pog. robusta Becc., wordt door Cogniaux als een
synoniem van Pog. vcflexa JBl. beschouwd- Deze soort werd vroeger
ook tot de geslachten Melastoma L. en Pternandra Jack. gebracht.
23. BOERLAG-EA Cogn. m s . 1).
Bloemen 3-tallig. Kelkbuis kaal, langwerpig en nagenoeg
cilindervormig, boven den eierstok ver verlengd,
) De Heer Cogniaux had de welwillendheid mij van dit geslacht,
Waaraan hij mij de eer deed mijn naam te verbinden, de beschrijving
toe te zenden, die bestemd is voor zijne monographie der familie
in De Candolle Monographiae Phcmerogamarum.
onder het midden vernauwd, van onderen met 6 ribben,
na den bloei urnvormig-langwerpig; kelkzoom kort gelobd,
met breed eivormige,‘ verdikte, van achteren getande
lobben. Bloembladen min of meer cirkelvormig. Meeldraden
6 , onderling weinig verschillend; helmdraden draadvormig;
helmknoppen 1 ij n-priemvormig, recht, met 1 kleine porie
aan den top; helmbindsel aan de basis niet verlengd,
zonder aanhangsels. Eierstok geheel en al met den kelk
samenhangend, 3-hokkig, met stompen, onbehaarden top;
stijl draadvormig; stempel stipvormig. Eivormig langwerpige
besvrucht, met 6 dikke ribben, door den kelkzoom
gekroond. Zaden talrijk, zeer klein, hoekig, eivormig, fijnkorrelig,
met zijdelingsche zaadnerf.
Onbehaarde of spoedig kaalwordende heesters, met verlengden,
bochtigen, opstijgenden, min of meer rolronden
stengel. Bladeren gesteeld, groot, vliezig, eivormig langwerpig
, gaafrandig, 5-nervig. Bloemen klein, gesteeld,
zonder schutbladen, in veelbloemige, okselstandige bundels.
Eéne soort, B. grandifolia Cogn., door Beccari op Borneo gevonden.
24. CLIDEMIA Don.
Kelk stijf harig, zachtharig of met zemelachtige schubben,
zelden kaal, met lange, klok- öf eivormige buis;
kelkzoom voorbij den eierstok verlengd, afgeknot of 5-
zelden 6 -lobbig; lobben van buiten dikwijls met lange
tandjes. Bloembladen 5, zeer zelden 6 , omgekeerd eivormig,
langwerpig of lijnvormig, stompjof uitgeschulpt, onbehaard,
niet zelden ingeplant aan de basis van eene vliezige
bijkroon. Meeldraden 10, zeer zelden 12, (of in ééne
soort 2 0 ), gelijk, met onbehaarde, meestal priem- of draadvormige
helmdraden; helmknoppen lij nvormig-lang werpig
of priemvormig, recht, naar achteren of naar voren gekromd,
met 1 porie ; helmbindsel aan de basis niet of
zelden kort verlengd, zonder aanhangsels of soms van
achteren met eene bult of eene kleine spoor. Eierstok min of
meer aan den kelk vastgehecht, met gezwollen of in een
ring verlengden, zelden naar binnen gedrongen, dikwijls
stijfharigen top, 3—5-, zelden 6||7-hokkig; stijl draadvormig,
kort of lang, met afgeknotten of klein knopvor-
migen stempel. Kogel- of urnvormige, vleezige, lederachtige