de bloembladen; helmdraden kort of lang; helmknoppen
in de lengte openend, afvallend. Eierstok diep 3—10-
lobbig; lobben 1 -hokkig; stijlen geheel vergroeid of aan
den top vrij; eitjes alleenstaand, asstandig. Steenvruchten
3—10, gezeten op de breede schijf. Zaad opgericht,
kiemwithoudend.
Onbehaarde boomen of heesters. Bladeren afwisselend,
enkelvoudig gezaagd, zelden gaaf, met twee steunblaadjes.
Aantal soorten omstreeks 2 5 , in tropisch Azië en A frik a , misschien
ook in Nederlandsch Indië.
2. GrOMPHIA Schrei.
Kelkbladen 5, gekleurd, blijvend. Bloembladen 5 , in
den knop dakpanswijzé dekkend. Schijf dik, gelobd.
Meeldraden 10, aan de basis van de schijf ingeplant;
helmdraden zeer kort; helmknoppen met eindelingsche
poriën openende^ Eierstok diep 5- ' 6 -lobbig; lobben 1 -
hokkig; stijlen vergroeid; stempel enkelvoudig; één eitje
in elk hokje van den eierstok, opgericht. Steenvruchten
5 of minder, gezeten op de breede schijf, 1-zadig. Zaad
opgericht, zonder kiemwit.
Onbehaarde boomen of heesters. Bladeren afwisselend,
glanzend, met 2 steunblaadjes. Bloemen geel, in oksel-
standige of eindelingsche trossen of schermen.
Aantal soorten omstreeks 8 0 , waarvan de meeste -in Zuid
Amerika; eenige weinige in Azië en Afrika^ Het g eslacht Gomphia
bevat eenige so o rten , welke wegens de blöeiwijze (bloemen oksel-
standig of eind elin g sc h , in bundels a an -k o rte beschubde takken),
door Bentham en Hooker in navolging van Asa Gray to t een
afzonderlijk g eslacht Brackenridgea gerekend worden, doch volgens
Oliver (in Hook. Icon. PI. t. 1096) eene sectie van Gomphia
vormen. Eéne soort h ie rv a n , G. Hookeri Planoh. (B. Hookeri
Gray) k omt op Banka voor. Behalve deze vindt men nog in den
Maleischen Archipel G. Sumatrana Jack en G. angustifolia Vahl.
3. TETRAMERISTA Mig.
Kelkbladen 4 , in den knop 2-rijig, dakpanswijzé dekkend,
blijvend, de twee buitenste, met eene breede
buis ingeplant, het grootst. Bloembladen 4 , blijvend.
Meeldraden 4 , met aan de basis verbreede helmdraden;
helmknoppen in de lengte openspringende. Eierstok 4 -
hoekig, 4-hokkig; stijl gaaf. Kogelvormige, lederachtige,
4-zadige besvrucht.
Heesters of boomen. Bladeren zeer groot, lederachtig,
gaafrandig. Bloemen in okselstandige trossen met groote
bladachtige schutbladen.
Aantal soorten 1 of 2 , in den Maleischen Archipel en Malakka.
T. giahra Miq. komt op S um a tra voor. Volgens eene aanteekening
van Pierre in ’s Rijks Herbarium zou dit geslacht veeleer to t
de Rutaceae g eb ra ch t moeten worden.
4. EUTHEMIS Jack.
Kelkbladen 5, in den knop dakpanswijzé dekkend,
blijvend of afvallend. Bloembladen 5, langer dan de
kelkbladen, in den knop dakpanswijzé dekkend. Schijf
klein, kegelvormig. Meeldraden 5, aan de basis van de
schijf ingeplant, met staminodiën afwisselend; helmknoppen
met eindelingsche poriën openende. Eierstok half 5-
hokkig, langwerpig,, kleverig; stijl 1 ; stempel gaaf;
eitjes 1 of 2 in elk hokje, hangend. Besvrucht met 5
één- of tweezadige kernen. Zaden . hangend; kiemwit
vleezig.
Onbehaarde heesters. Bladeren afwisselend, enkelvoudig,
glanzend lederachtig, fijn gezaagd met gewimperde, afvallende
steunblaadjes.
Aantal soorten 2, in den Maleischen Archipel, E. leucocarpa Jack
en E. minor Jack.
F a m . x x x i . BURSERACEAE.
Bentham et Hooker, Gen, Plant. I, p. 321. — Bennett inHooKER,
Flora of Brit. Ind. I , p. 527. — Engler in De Cand. , Monograph.
Phaner. IV, p. 1.
Bloemen gemengdslachtig-tweehuizig, zelden tweeslachtig,
regelmatig, 3—5-tallig. Kelkbladen meestal min of
meer vergroeid, in den knop dakpanswijzé dekkend
of klepswijze aaneensluitend. Schijf plat of schotel-,
steel-,' ring- of nap vormig, meestal groot en vrij,
zelden de kelkbuis bekleedend. Meeldraden zooveel
of tweemaal zooveel als de bloembladen, meestal aan
de basis of zelden aan den rand van de schijf ingeplant
, gelijk of ongelijk; helmdraden vrij, zelden aan