zijn. Zaad klimmend; zaadlobben gebogen en gevouwen;
kiemworteltje naar onderen gericht.
Kruiden of halfheesters, min of meer bedekt met
»stervormige, stijve haren. Bladeren hoekig of gelobd. Bloemen
in kluwens.
Aantal soorten 4—5, de meesten tusschën de keerkringen verspreid
, waarschijnlijk alle in Nederlandsch Indië.
8. PA V O N IA Cav.
Kelk 5-deelig , door 5—oo vrije, of aan de basis tot
eene buis vergroeide, schutblaadjes omgeven. Bloembladen
5, min of meer vrij, aan de basis met de meeldradenbuis
samenhangende. Meeldradenbuis aan den top afgeknot
of 5-tandig. Eierstok 5-hokkig; hokjes gewoonlijk tegenover
de kelkbladen, zelden tegenover de bloembladen;
stijlen 1 0 ; stempels knopvormig; eitjes 1 in elk hokje.
Rijpe vruchtjes van de as loslatend, niet openspringend
of min of meer 2 -kleppig, glad, netvormig of gevleugeld,
soms met stekels, doch deze nooit haakvormig omgebogen.
Zaden klimmend.
Kruiden of halfheesters. Bladeren gaafrandig, hoekig
of gelobd, min of meer donsachtig behaard. Bloemen
alleenstaand in de bladoksels of in kluwens aan de toppen
der takken.
Aantal soorten 60, waarvan 14 in tropisch Azië, Afrika en de
eilanden van de Stille Zuidzee, de overigen alle in Amerika voorkomen;
in Nederlandsch Indië slechts ééne soort, P. cernua Miq.
9. H IB ISCU S L.
Kelk 5-tandig of -spletig, klepswijze aaneensluitend,
soms schedevormig en rondom loslatend, aan de basis
meestal door 5 of meer (zelden minder), vrije of aan
de basis verbonden, schutblaadjes omgeven. Bloembladen
5, aan de basis met de meeldradenbuis vergroeid. Meeldradenbuis
aan den top afgeknot of 5-tandig; helmdraden
talrijk; helmknoppen niervormig, 1-hokkig. Eierstok 5-
hokkig; hokjes tegenover de kelkbladen, elk met 3 of
meer eitjes; stijlen 5, van onderen vergroeid; stempels
knopvormig of min of meer spatelvormig. Doosvrucht
hokverbrekend, 5-kleppig, soms met een vliezigen, loslatenden
binnenwand of met . valsche tusschenschotten,
waardoor de vrucht schijnbaar 1 0 -hokkig is.
Kruiden, heesters of boomen. Bladeren met steun-
blaadjes, gewoonlijk handnervig en min of meer handlobbig
of -deelig. Bloeiwijze okselstandig.
Aantal soorten omtrent 150, grootendeels in de tropische gewesten
verspreid, ongeveer 28 in Nederlandsch Indië. Eenigen zijn
vroeger als soorten van Abelmoschus Med., Paritium St. Hil. en
Bombycodendron Zoll. beschreven.
10. T H E S P E S IA Corr.
Kelk afgeknot, met 5 kleine tanden of 5-deelig, aan de
basis omgeven door 5 — 8 schutblaadjes, welke meestal klein
zijn en spoedig afvallen. Bloemkroon in den knop gewonden.
Meeldradenbuis aan den top 5-tandig. Eierstok 4—5-hokkig.
Stijl knodsvormig, met 5 voren in de lengte, zich
aan den top in 5 langwerpige stempels splitsend; weinige
eitjes in elk hokje. Hokverbrekende of ter nau-
wernood openspringende doosvrucht. Zaden naakt of viltachtig;
zaadlobben dubbelgevouwen, zwart gestippeld.
Hooge boomen of heesters. Bladeren gaafrandig of gelobd.
Bloeiwijze okselstandig. Bloemen groot, meestal geel.
Omstreeks 6 soorten, in tropisch Azië, op de eilanden van de
Stille Zuidzee en op Madagascar; in Nederlandsch Indië 3 soorten, Th.
■ popuïnea Cott. , Th. 'tyiucrophyllü, PI. en Th. Lampas Dalz.et Gihs. ,
de laatste door Miquel als eene soort van Hibiscus beschouwd.
11. G-OSSYPIUM L.
Kelk napvormig, afgeknot of met 5 korte tanden, door
3 groote, bladachtige, hartvormige schutblaadjes omgeven
, welke even als de kelk zwart gestippeld zijn. Bloembladen
ineengewonden of uitgespreid. Meeldradenbuis afgeknot
of 5 -tandig, onder den top naakt of zelden met
helmknoppen, daarboven talrijke helmdraden dragende.
Eierstok 5-hokkig; stijl knodsvormig, met 5 voren aan
den top, en met 5 stempels; talrijke eitjes in elk hokje.
Doosvrucht hokverbrekend, 3—5-kleppig. Zaden dicht
met wollige haren bekleed; zaadlobben bladachtig, gevouwen,
met zwarte stippels.
Kruiden, heesters of lage boomen. Bladeren handlobbig.
Bloemstengels okselstandig, 1-bloemig, geleed.