Boomen of heesters, opgericht of klimmend. Bloemen
vaak alleenstaand, okselstandig of eindelingsch of tegenover
de bladeren.
Een 20-tal soorten in tropisch Azië en Afrika.
Tot dit geslacht wordt door Bentham en Hooker ook eene soort
met 5—3 stampers en min of meer 2-rijige eitjes gebracht, welke
door Miquel onder den naam Meiogyne (M. virgata Miq.) daarvan
afgescheiden was. Hiermede verwant is ook eene soort vanBECCARi
U. verrucosa.
13. PO L Y A L T H IA BI.
Kelkbladen 3, in den knop klepswijze aaneensluitend
of zelden min of meer dakpanswijze dekkend. Bloembladen
6, in den knop in 2 rijen klepswijze aaneensluitend,
eivormig of verlengd, vlak of de binnenste gewelfd. Bloembodem
bol, aan den top plat of een weinig uitgehold.
Meeldraden wigvormig; helmhokjes uiteenstaande. Stampers
oo ; stijl gewoonlijk langwerpig; eitjes 1—2, basilair
en opgericbt of bijna basilair en klimmend. Vruchtjes
1-zadig, besvormig.
Boomen of heesters, van het voorkomen van TJnona.
Bladeren schuin-vinnervig. Bloemen alleenstaand of in
bundels, in de oksels of tegenover de bladeren, klein,
soms tijdens den bloei in omvang toegenomen.
Volgens Bentham en Hooker bestaat het geslacht Polyalthia
uit een 30-tal soorten, welke in tropisch Azië en Australië voorkomen.
Miqdel en Scheffer meenen dat hier 3 geslachten onderscheiden
moeten worden: Polyalthia, Monoon en Trivalvaria,
van welke het laatste vooral van de anderen afwijkt door de bloembladen,
waarvan de binnenste genageld en tot, een kap vergroeid
zijn, terwijl Polyalthia en Monoon van elkander verschillen door
de stampers, die bij de eerste 2 eitjes, bij de tweede*er slechts
1 bevatten. Volgens deze opvatting heeft Nederlandsch Indië 12
soorten van Polyalthia, 25 van Monoon, en 3 a 4 van Trivalvaria.
De soorten van Monoon en Trivalvaria werden Vroeger tot het
geslacht Guatteria gebracht, dat nu tot de Amerikaansche soorten
beperkt is.
14. M O N O C A R P IA Miq. .
Kelkbladen 8, groot, klepswijze aaneensluitend in den
knop. Bloembladen 6, in 2 rijen klepswijze aaneensluitend,
zich spoedig openend, langwerpig, vlak, de binnenste een
weinig kleiner dan de buitenste. Bloembodem bol, in het
midden een weinig uitgehold. Meeldraden o o , wigvormig,
met een dik, voorbij de hokjes afgeknot-verbreed, helmbindsel.
Stamper 1, met een, vlakken, stcmpelkliertjes dragenden
kring, om den top; eitjes oo g j 2 rijen.). Bes
nagenoeg zittend, langwerpig, met ingesnoerd, met een
hard pericarpium. Zaden plat, door valscbe tusschen-
SC H Ï Ï e ? r Cmetdvütachtig bebaarde twijgen en bladstelen
Bloemstengels kort, 1—2-bloemig, tusschen de bladeren of
aan het einde van een tak met weinige bladeren.
Eéne soort op Borneo door Korthals gevonden: M. euneura Miq.
15. A N A X A G O R E A St. Hub.
Kelkbladen klepswijze aaneensluitenden den knop, aan
de basis vergroeid. Bloembladen 6, mm of nieer gelpk,
in 2 rijen klepswijze aaneensluitend in den knop, dun
en vlak uitgespreid. Bloembodem bol. Meeldraden co ,
helmhokjes naar buiten of mm of meer zijdelings openspringend;
helmbindsel m eteen eindehngsch verlengsel.
Stameers weinig of talrijk; stijl verschillend, eitjes 2,
min of meer basilair, naast elkander, opstijgend. Rype
vruchtjes kokervormig met knodsvormigen steel. Zaden
1 Zoomen1 of"1heesters. Bloemen klein, groenachtig, tegenover
de bladeren.
Het geslacht Rhopalocarpus Teysm. et Binnend. onderscheidt
zich volgens Bentham en Hooker niet van Anax^orea en moet
derhalvë8 hiertoe gebracht worden. In Nederlandsch Indie zijn er,
deze medegerekend, 4 soorten.
16. D IS E PA L UM Hook. f. et Th.
Kelkbladen 2, groot, eirond, klepswijze aaneensluitend
in Ten knop. Bloembladen 4 , smallijn-spatelvormig, voorover
gebogen, opstijgend, aan de basis van elkander ver.
wijderd en door een onderstandigen ring verbonden. Meeldraden
oo ; helmbindsel voorbij de helmhokjes afgekno -
verbreed. Bloembodem zeer breed, m het midden een
weinig hol. Stampers| oo ; stijl kort langwerpig; 1 eitje
van de basis af opgericht. , ■ I 1
Heester welke min of meer dikke bladeren draagt met
dunne , vinswijze geplaatste nerven. Bloemen alleenstaand
lang gesteeld,6 0 eindstandig. _ Ti — jfeBWA» IfeKS f rt. T h .