scheiden, gelijk, aan den top afgeknot of 3-tandig. Meeldraden
5, gelijk; helmdraden in den knop knievormig
neergevouwen; helmknoppen gelijk, lang, aan de basis
vastgehecht, met 2 poriën aan den top. Eierstok zittend,
vrij op den kelkbodem, met 1 eitje; stijl kort en spits;
stempel klein en eindelingsch. Peul onbekend.
Hooge boom met onevengevinde bladeren en zeer kleine
bloemen, die in pluimen aan de toppen der takken staan.
Bloemknoppen elliptisch, van boven en van onderen spits.
Schutbladen en schutblaadjes zeer spoedig afvallend.
Eéne soort, A. excelsa Becc., door. Beccari op Borneogevonden.
75. K O OM PA S S IA Maingay.
Kelkbuis nagenoeg ontbrekend; kelkslippen 5, min of
meer klepswijze aaneensluitend in den knop, kruidachtig
en zeer dik. Bloembladen 5, nagenoeg gelijk, langwerpig,
onbehaard. Meeldraden 5, met zeer korte, draadvormige
helmdraden en eivormige helmknoppen, die aan de basis
vastgehecht zijn en met langsspleten openspringen. Eierstok
zittend, met 1 eitje; stijl zeer kort priemvormig,
met een kleinen, eindelingschen stempel. Peul langwerpig,
zijdelings samengedrukt, door een lederachtigen vleugel
omgeven en niet openspringend. Zaad plat-samengedrukt,
zonder kiemwit; zaadlobben plat, bladachtig; kiemwor-
teltje kort, recht.
Hooge boom met zachtharige knoppen en twijgen en
onbehaarde takken en bladeren. Bladeren onevengevind,
met 5%-7 afwisselende, gesteelde, min of meer lederachtige
blaadjes. Geen steunblaadjes. Bloemen klein, in
bij schermen, welke tot okselstandige of eindelingsche
pluimen vereenigd zijn.
Eéne soort, K. Malaccensis Maing.,- welke door den auteur op
Malakka gevonden en in Hooker Ic. PI. IX, t. 1864-(1889) afgebeeld
en beschreven werd.
76. D IA L IUM L.
Schijfdragende kelkbuis zeer kort; kelkslippen 5, sterk
dakpanswijze dekkend, kruid- of bloembladachtig. Bloembladen
klein, 1—2 of ontbrekend. Meeldraden 2, zelden
3 j vrij, met korte helmdraden; helmknoppen langwerpig,
opgericht, nabij de basis ingeplant, met in de lengte
openbarstende helmhokjes. Eierstok nu eens zittend op
den kelkbodem, dan weder voorzien van een korten steel,
die gedeeltelijk met de kelkbuis vergroeid is , 2-eiig; stijl
kort priemvormig, met een kleinen, eindelingschen stempel.
Peul eirond of bijna kogelvormig, een weinig samengedrukt,
niet openspringend, met eene harde of broze
schil en een week vruchtmoes. Eén zaad, min of meer
samengedrukt, kiemwithoudend; zaadlobben plat, bladachtig
of dun vleezig; kiemworteltje kort, recht, min of
meer tusschen de zaadlobben ingesloten.
Boomen zonder doorns. Bladeren onevengevind, met
weinige, meestal afwisselende, lederachtige of min of
meer vleezige blaadjes. Steunblaadjes klein of onduidelijk.
Bloemen in bij schermen, welke tot okselstandige of eindelingsche
pluimen vereenigd zijn. Schutbladen en schutblaadjes
klein, spoedig afvallend.
Aantal soorten omstreeks 10, tusschen de keerkringen wijd verspreid.
Miqüel geeft ééne soort op voor Nederlandsch Indië, I).
Indum L. Daar er echter op Malakka nog 4 voorkomen, zullen er
misschien ook op Sumatra meerdere gevonden worden.
77. B A U H IN IA L.
Schijfdragende kelkbuis nu eens kort tolvormig, dan
weder langwerpig;' zoom vóór den bloei gaafrandig en
aan den top gesloten of aan den top samengetrokken en
met 5 korte, dakpanswijze dekkende tanden, gedurende den
bloei op verschillende wijzen gespleten, n.1. öf even als eene
bloemschede óf met 5 klepswijze aaneensluitende lobben
of slippen. Bloembladen 5, weinig van elkander verschillend,
opgericht of uitgespreid, in den knop dakpanswijze
dekkend, het bovenste binnen gelegen. Volkomen meeldraden
vrij of vergroeid, nu eens 10, dan weder minder,
in welk geval eenige in staminodiën veranderd zijn of
ontbreken; helmknoppen eivormig, langwerpig of lijnvormig
, bewegelijk, met in de lengte openspringende
hokjes. Eierstok 2-oo-eiig, gesteeld of zelden nagenoeg
zittend; steel vrij op den kelkbodem of met de kelkbuis
vergroeid; stijl draadvormig of zeer kort; stempel eindelingsch,
klein of verbreed, dikwijls schildvormig of schuin.
Peul langwerpig of lijnvormig, recht of schuin, zelden