dekkend in 2 rijen, nagenoeg gelijk, meestal cirkelrond,
hol. Meeldraden 6—21, dakpanswijze aaneensluitend in 2
of meer rijen, breed langwerpig, dik, vleezig; helmhokjes
rugstandig, langwerpig; helmbindsel verlengd. Stampers
3—6 ; stijl kort; stempel stomp of knopvormig; eitjes 1 of
2—8 aan den buiknaad. Vruchtjes kogelvormig, gesteeld.
Boomen. Bladeren glanzend, takken kaal. Bloemen
klein, eindelingsch, okselstandig of in bundels op houtachtige,
korte, buitvormige takken, één- of tweeslachtig.
Omstreeks 12 soorten in tropisch Azië en Amerika.
Hier is de beschrijving van het geslacht gevolgd van Hooker en
Thomson in: Hooker, Flora of Brit. Ind. Volgens deze bevat het
geslacht voor de Flora van Engelsch Indië vijf soorten, waarvan drie
door andere -auteurs als Sageraea en twee als Orophea beschouwd
werden. Eéne der eerste, B. elliptica H. f. et Th., komt op Malakka
en Penang voor.
35. M E Z Z E T T IA Becc. :
Kelkbladen 3, eivormig, klepswijs aaneensluitend in den
knop. Bloembladen 6, in twee rijen klepswijs aaneensluitend
in den knop, weldra geopend 'en in grootte toenemend,
vlak, lijnvormig, de binnenste bet kleinst,
nagenoeg van denzelfden vorm als de buitenste. Meeldraden
(als van de Milïiïseae) in bepaald aantal (9), los
dakpanswijze aaneensluitend; helmknoppen naar binnen
openspringend, aan de rugzijde bol, voorbij de helmhokjes
afgeknot-rondachtig. Eén stamper, eivormig, aan
den top met eene uitgeholde stempelvlakte; eitjes 2, nabij
de basis buikstandig. Bes lederachtig, kogelvormig; zaden
2 , zeer groot, samengedrukt.
Boom met ovaal-elliptische bladeren en kleine groenachtige
bloemen, schermsgewijze vereenigd op den top
van bloemstengels, die ten getale van één of twee in de
oksels der bladeren staan.
Twee soorten door Beccari op Borneo (Sarawak) gevonden en
door hem M. umbellata en M. parviflora genoemd. Volgens Schef-
fer is Lonchomera H. f. et Th. een synoniem van Mezzettia en
komt de laatstgenoemde soort overeen met L. leptopoda H. f. et Th.
36. KIN G-STON IA H. f. et Th.
Kelkbladen 3, aan de basis vergroeid, eivormig, spits,
blijvend. Bloembladen 6, de buitenste eivormig, klepswijze
aaneensluitend, de binnenste kleiner, langwerpig, dakpanswijze
dekkend. Meeldraden omstreeks 12; belmdraden
van de halve lengte der naar buiten gerichte helmhokjes;
helmbindsel scbuin-afgeknot. Stamper 1; stempel zittend,
scbildvormig, gekarteld; eitjes in gering aantal. Rijpe
vrucht bolvormig. Zaden talrijk, 2-rijig.
Boom met elliptische of lijn-langwerpige bladeren. Bloemen
in bundels op knobbels aan den stam.
De eenige soort, K. nervosa H. f. et Th., werd door Maingay
op Malakka gevonden.
F am. v . MENISPERMACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I. p. 30 et p. 958. — Miq. Ann. IV.
p. 80__88. — Scheff. in Nat. Tijdsehr. v. Ned. Indië XXXII. p.
392. — Beccari, Males., I. p. 135.
Bloemen éénsiachtig. Kelkbladen meestal 6; 2-rijig
(zelden 9 of in 3 of 4 rijen, nog zeldzamer minder dan
6), vrij, zelden vergroeid, in elke rij gewoonlijk dakpanswijze
dekkend in den knop, de buitenste kleiner dan de
binnenste. Bloembladen 6 (zelden minder), 2-rijig, dakpanswijze
dekkend in den knop. Mannelijke bloemen: Meeldraden
hypogynisch, meestal tegenover de bloembladen; belmdraden
vrij of vergroeid; helmknoppen vrij of vergroeid,
tweehokkig. Stampers rudimentair of ontbrekend. Vrouwelijke
bloemen: Staminodiën 6 of ontbrekend. Stampers
3 (zelden 1 of 6—12); stijl eindelingsch, enkelvoudig of
verdeeld; meestal 1 eitje (zelden 2), gewoonlijk amphitroop.
Steenvrucbtjes met het litteeken van den stijl min of
meer aan den top of door ongelijken groei nabij de basis.
Zaad meestal haak- of niervormig, dikwijls gebogen om
een inspringend deel van de stëenkern (condy lus Miers),
kiemwit gelijkmatig, uitgevreten of ontbrekend; zaadlobben
vlak of half cilindervormig, bladachtig of vleezig, aangedrukt
of uitgespreid; kiem gebogen, zelden recht; het worteltje
naar het litteeken van den stijl gericht.
Klimmende, vaak windende heesters, boutachtig of min
of meer kruidachtig. Afwisselende, gave of handlobbige
3