eindelingsche trossen of pluimen. Schutbladen soms
blijvend, soms spoedig afvallend of ontbrekend.
Het geslacht Shorea verschilt van Hopea slechts door
het aantal der vleugelvormige vruchtkelkslippen en is van
Doona zelfs hierdoor niet te onderscheiden, zoodat men
voor de kenschetsing van deze geslachten aan de mor-
phologische kenmerken niet genoeg heeft, doch ook anatomische
kenmerken te hulp moet roepen. Hierdoor kan
echter de scheiding van deze drie geslachten gemakke-
lijk geschieden. Shorea onderscheidt zich van de beide
andere door de volgende kenmerken: Het merg van dë
jongste takken vertoont op de dwarsche doorsnede een
groot aantal anastomoseerende harskanalen. De bladsteel
heeft eenige centrale en een kring van peripherische vaat-
bundels, elk met één harskanaal; deze kring is öf aan
de bovenzijde open, öf geheel gesloten. Bij de midden-
nërf van het blad is de peripherische -vaatbundelkring
altijd aan de bovenzijde open.
Aantal soorten omstreeks 44, waarvan 26 in Nederlandsch Indië,
16 in Engelsch Indië en 2 op de Philippijnsche eilanden.
8. DOONA Thwaites.
Kelkbuis gedurende den bloei zeer kort. Bloembladen
in den knop gewonden, met de dakpanswijze dekkende
bases tot eene buis verbonden. Meeldraden 1 0 of 15, in
één of twee rijen; de buitenste van 1 0 , welke paarsgewijze
tegenover de kelkbladen staan, „ terwijl de 5
binnenste langer en tegenover 5 der buitenste geplaatst
zijn; helmdraden aan de basis afgeplat en aan den top
versmald; helmknoppen langwerpig, korter dan de helmdraden
of min of meer daaraan gelijk; helmhokjes met
vrijen top en gelijke kleppen; helmbindsel in een lijn-
knodsvormig of lijnvormig, stijf aanhangsel, of een borstel,
verlengd, even lang of langer dan de hokjes. Eierstok
3-hokkig; vrucht eivormig-puntig, niet openspringend,
nauw ingesloten door de bases der kelkslippen, doch vrij.
Kelkslippen, twee of drie sterk in. omvang toegenomen,
omgekeerd eirond-langwerpig of langwerpig, opgericht-
uiteengespreid.
Boomen. Bladeren in eene stompe punt eindigend; takken
dun; okselstandige en eindelingsche trossen of pluimen.
Het merg der jongste takken vertoont op de doorsnede
talrijke anastomoseerende harskanalen. De bladsteel
heeft 5 harskanalen e n , aan de basis, behalve één centralen
vaatbundel, een peripherischen vaatbundelkring, die
aan de onderzijde open is, terwijl de peripherische vaatbundelkring
van de bladnerf aan de bovenzijde open is.
Aanthl. soorten 14, waarvan 10 op Ceylon en 4 in Nederlandsch
Indië. De laatste zijn deels door sommige schrijvers tot het geslacht
Hopea, deels tot een afzonderlijk geslacht Petalandra gebracht. Zij
verschillen van de Ceylonsche soorten, doordat slechts 2 kelkslippen
vleugelvormig vergroot zijn.
9. H O P E A Roxb.
Kelkbuis gedurende den bloei zeer klein. Bloembladen
in den knop gewonden, mét de dakpanswijze dekkende
bases tot eene korte buis verbonden. Meeldraden 15, in
twee rijen van ongelijke lengte, aan de basis met de
bloemkroon samenhangende; de buitenste- rij van 1 0
paarswijze tegenover de kelkbladen geplaatst, de binnenste
rij van 5 langer, tegenover 5 der buitenste;
helmdraden aan de basis afgeplat, aan den top versmald;
helmknoppen langwerpig, korter of langer dan de helmdraden,
met nagenoeg gelijke kleppen, helmbindsel verlengd
tot een borstel, die langer is dan de helmhokjes.
Eierstok v rij, 3-hokkig. Kelkbuis na den bloei niet in
-omvang toenemend; kelkslippen 2 sterk vergroot, eivormig
aan de basis, omgekeerd eirond-langwerpig, op-
gericht-uiteengespreid. Yrucht eivormig, spits, niet openspringend,
nauw besloten tusschen de bases der kelkslippen,
doch vrij.
Boomen met okselstandige en eindelingsche trossen of
pluimen, dunne takken en bladeren met stompe punten.
Jonge takken aan de basis van een internodium , op
de doorsnede 3 harskanalen vertoönende, waarvan 2 den
stengel in zijn geheele lengte doorloopen. Bladsteel met
3 harskanalen, één centralen vaatbundel en een peripherischen
vaatbundelkring, die aan de onderzijde open is ;
peripherische vaatbundelkring van de bladnerf aan de
bovenzijde open.
Aantal soorten omstreeks 22, waarvan 11 in Nederlandsch Indië,
9 in Engelsch Indië en 2 op de Philippijnsche eilanden.