meestal met 2 steunblaadjes, getand, gelobd, ingesneden
of samengesteld, zelden enkelvoudig en gaafrandig. Bloemstengels
soms okselstandig, 1 -bloemig of met talrijke,
schermswijze bijeenstaande bloemen, zelden bijschermen
of trossen dragend. Bloemen meestal groot. Kelkbladen
blijvend, zelden afvallend. Bloembladen op verschillende
wjjzen gekleurd, meestal afvallend, zelden stijfvliezig en
blijvend.
Aantal soorten 750, in de gematigde en subtropische landstreken
verspreid, in gering aantal tusschen de keerkringen.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus ï. O x a l i d e a e . Bladeren samengesteld (bij Dapania .enkelvoudig).
Bloemen regelmatig. Kelk niet gespoord. Meeldraden 10,
of 5 meeldraden en 5 staminodiën.
f Kruiden. Hokverbrekende doosvrucht.
1. Oxalis. Kleppen der doosvrucht aan dé as verbonden blijvend.
Bladeren~B=9o -tallig.
2. Biophytum. Kleppen der doosvrucht tot aan de basis van de
as loslatend. Bladeren gevind.
f Boomen of heesters. Vleezige vrucht.
3. Averrhoa. Meeldraden 5 en staminodiën 5 of meeldraden
10. Eitjes talrijk. Bladeren gevind.
4. Connaropsis. Meeldraden 10. Eitjes-2 in elk hokje. Bladeren
1—3-tallig.
5. Dapania. Meeldraden 10. Eitjes 1 in elk hokje. Bladeren
enkelvoudig.
Tribus H. K a lsa n iilie a e Bladeren enkelvoudig; bloemen onregelmatig.
Kelk gespoord. Meeldraden 5.
6. Impatiens. Zijdelingsche bloembladen paarswijze vergroeid.
Doosvrucht.
7. Hydrocera. Zijdelingsche bloembladen vrij. Vleezige vrucht.
ï . O X A L IS L.
Kelkbladen 5, in den knop dakpanswijze dekkend.
Bloembladen 5, hypogynisch, ineengedraaid. Schijf zonder
klieren. Meeldraden 10, vrij of aan de basis vereenigd,
alle met helmknoppen. Eierstok 5-lobbig, 5-hokkig; stijlen
5, vrij; stempel eindelingsch, knopvormig, 2-spletig
of in slippen verdeeld; eitjes 1 of meer in elk bokje.
Doosvrucht hokverbrekend openspringend; kleppen aan
de as verbonden blijvend. Zaden met eene vleezige omkleeding,
die elastisch openspringt; zaadhuid bros; kiem-
wit vleezig; kiem recht.
Kruiden. Bladeren wortelstandig of afwisselend met ot
zonder steunblaadjes, samengesteld, meestal 3-tallig. Bloemen
aan okselstandige, 1 - of meer bloemige bloemstengels,
regelmatig.
Omstreeks 200 soorten, hoofdzakelijk in Zuid Amerika en Zuid
Afrika tehuis behoorende; enkelen zijn echter in alle luchtstreken
verspreid. Behalve de bijna overal voorkomende O. corniculata L.,
vindt men in Nederlandsch Indië O. Javanica BI.
2. BIO PH Y TUM DC.
Kelkbladen 5, lancetvormig, toegespitst. Bloembladen
5. Meeldraden 10; helmdraden vrij, de 5 buitensten korter
dan de binnensten. Stijlen 5; stempels uitgerand of 2-
slippig aan den top. Doosvrucht eivormig of langwerpig
of min of meer kogelvormig, hokverbrekend openspringend,
met 5, soms tot aan de basis uitgespreide kleppen. Zaden
als bij Oxalis.
Eén-, zelden méérjarige kruiden met enkelvoudige ot
vertakte stengels. Bladeren evengevind, in bundels of
kransen aan den top van den stengel; blaadjes tegenovergesteld,
schuin ; bladsteel gezwollen aan de basis.
Bloemstengels eindelingsch, met in een scherm geplaatste
kleine, gele, zelden purperen bloemen.
Aantal soorten omstreeks 20, in tropisch Azië, Afrika en Amerika.
Door Bentham en Hoqker is dit geslacht, dat door De Candolle
van Oxalis was afgescheiden, er weder mede vereenigd. In H°o-
ker’s Flora of British India wordt het weder als een afzonderlijk
geslacht beschouwd. Vele soorten zijn daarom onder den naam
van Oxalis beschreven; o. a. de beide soorten van Nederlandsch
Indië, B. sehsitivum BI. (O. Reinwar dtii Zucc.) en B. fruticosum
BI. (O. Blumei Zucc.)
3. A V E R R H O A L.
Kelkbladen 5, in den knop dakpanswijze dekkend.
Bloembladen 5, in den knop ineengedraaid. Meeldraden
10, aan de basis vereenigd, waarvan 5 soms zonder
helmknoppen; stijlen 5 , vrij ; stempels knopvormig; talrijke
eitjes in elk hokje. Langwerpige, 5-lobbige besvrucht.
Zaden naakt of met een zaadrok; kiemwit gering, vleezig;
kiem recht.