34 V. MENISPERMACEAE.
bladeren met een aan de basis en den top schijnbaar ge-
leeden bladsteel, zonder steunblaadjes. Bloemen zeer klein,
in schermen, trossen of bijschermen, zelden alleenstaand.
Aantal geslachten 32, soorten omstreeks 100, hoofdzakelijk in
de tropische luchtstreken, zeldzamer in niet-tropisch Amerika,
Zuid-Afrika en Australië voorkomende.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. X i n o s p o r e a e . Bloemen 3-tallig. 'Stampers meestal 3.
Steenvruchtjes met een eindelingsch, zelden min of meer buikstandig
of bijna basilair stijllitteeken. Zaad langwerpig of min of meer kogelvormig
; kiemwit overvloedig of gering; zaadlobben bladachtig, meëstal
zijdelings uitgespreid.
j- Steenvruchten met een eindelingsch of bijna eindelingsch
stijllitteeken. .
1. As p id o ca ry a . Kelkbladen 6 of 12; bloembladen 6; helmdraden
tot ééne massa vergroeid.
2. Tinospora. Kelkbladen 6; bloembladen 6; helmdraden vrije
stampers zittend.
3. H y p so po d e s . Kelkbladen 6; bloembladen 6; helmdraden van
onderen vergroeid; stampers op een stamperdrager (gynophorus).
4. P a ra ba en a . Kelkbladen 6 ; bloembladen 6; 'helmdraden vrij;
stameers zittend. Bloemen tweeslachtig. ,
5. T inomiscium. Kelkbladen 9; bloembladen 6, grooter dan de
meeldraden en deze omsluitende; helmdraden. vrij ; stampers zittend.
6. Chlaenandra. Kelkbladen 9; bloembladen 6, tweemaal korter
dan de meeldraden; helmdraden vrij, sterk verdikt.
7. Fibraurea. Kelkbladen 6; bloembladen 0; helmdraden vrij :
stampers zittend.
j- -j- Steenvruchten met een bijna basilair stijllitteeken.
8. Anamirta. Kelkbladen 6; bloembladen 0; alle helmdraden
vergroeid.
9. Coscinidm. Kelkbladen 9; bloembladen 0; buitenste helmdraden
vrij.
10. Ar c a n g e l is ia . Kelkbladen 9; bloembladen 0; alle helmdraden
vergroeid.
Tribus II. C o c c u l c a e . Bloemen 3-tallig. Stampers meestal 3.
Steenvruchtjes met een bijna basilair, zelden bijna eindelingsch, stijllitteeken.
Zaad hoefijzer vormig; kiemwit overvloedig, kiem dun, zaadlobben
lijnvormig of een weinig verbreed.
11. Tiliacora. Eloembladen 6, klein; stampers 3—12; stijl
priemvormig.
12. Limacia. Bloembladen 5—8; stampers 3; stijlen min of meer
samengedrukt.
V. MENISPERMACEAE. 35
13. Cocculus. Bloembladen 6; stampers 3—6; stijlen priemvormig.
14. Pericampyhjs. Bloembladen 6; stampers 3; stijlen gevorkt.
Tribus III. Cissampelifleae. Bloemen 3—5-tallig. Meestal 1
Stamper. Steenvrucht met een bijna basilair stijllitteeken; steenkern
aan de rugzijde met stekels of borstels bezet. Zaad hoefijzervormig
; kiemwit gering; kiem lijnvormig; zaadlobben lijnvormig, tegen
elkander aangedrukt.
15. Stephania. Kelkbladen 6—10, vrij; bloembladen 3—5, vrij.
16. Gissampelos. Kelkbladen 4, vrij bij de mannelijke, 1 of 2
vergroeid bij de' vrouwelijke bloem; bloembladen der mannelijke
bloem 4, vergroeid, die der vrouwelijke 1 of ontbrekend.
17. Cyclea. Kelkbladen 1—8, vergroeid bij de mannelijke, 1 bij
de vrouwelijke bloem; bloembladen 4—8, vergroeid bij de mannelijke,
1 bij de vrouwelijke bloem.
Tribus IV. Pachygoneae. Bloemen meestal 3-tallig. Stampers
gewoonlijk 3. Steenvruchtjes met een bijna basilair of buikstandig stijllitteeken.
Zaad gebogen, haakvormigkiemwit ontbrekend; zaadlobben
dik, vleezig.
■j- Zaadlobben en kiemworteltje vrij; vrucht 1—2, hoogstens 4 cM.
18. Pachygone. Kelkbladen, bloembladen en meeldraden elk 6;
helmknoppen 2-lobbig, dwars openbarstend.
19. P ycn a r rh en a . Kelkbladen en bloembladen 3 of 6 ; meeldraden
9; helmhokjes met de toppen ineenvloeiend.
20. Albertisia. Kelkbladen 9, de 6 buitenste klein, de 3 binnenste
töt^eene urnvormigë buis vergroeid ; bloembladen 3 bij de
mannelijke, 6 bij de vrouwelijke bloemen,; stampers 5—6.
21. Bania. Kelkbladen omstreeks 15, de buitenste 12, sehub-
vormig, dakpanswijze dekkend in den knop, de 3 binnenste kleps-
wijze aaneensluitend in den knop, driemaal grooter dan de voorgaande;
stampers 6.
-j-j- Zaadlobben en kiemworteltje tot ééne massa versmolten;
vruchten tot 10 cM. lang.
22. Macrococctjlus.
1. A S P ID O C A R Y A . H .f. et Th.
Kelkbladen 6 - 1 2 , in 2—4 rijen, naar binnen langzamerhand
breeder wordend. Bloembladen 6, korter dan
de kelkbladen, wigvormig-omgekeerd eirond. Mannelijke
bloemen: Meeldraden verbonden tot eene zuil met schild-
vormigen top; helmknoppen 6 , horizontaal, zittend aan
den rand van den top. Vrouwelijke bloemen: Meeldraden
onvruchtbaar. Stampers 3, stempels min of meer knop-
vormig. Steenvruchten ruggelings samengedrukt, met