stempel. Doosvrucht binnen den tolvormigen of cilindrischen,
geribden of 3-kantigen kelk besloten, met zeer breed uitgeholden
top en drie kleppen, dikwijls overwelfd door een
breeden, ringvormigen, uit 3 uitgesneden schubben gevorm-
den, horizontalen rand. Zaden piramide-, ei-, nier- of knods-
vormig, glad of ruw, met basilairen navel en met enkelvoudige
of verdikte, dikwijls in een gezwollen, de zaad-
kern bedekkend aanhangsel eindigende zaadnerf.
Kruiden of kleine heesters van verschillend voorkomen,
dikwijls klein, onbehaard, behaard of beschubd, öf met
een stengel öf zonder stengel en met een bloemschacht.
Bladeren gelijk of van twee verschillende vormen, meestal
vliezig, gaafrandig of fijngezaagd, 3—5-nervig. Bloemen
in schroefvormige trossen of aren, meestal rosé, groot of klein.
Aantal soorten 70, waarvan de meeste in Engelsch Indië, 1 in
China en 21 in Nederlandsen Indië.
11. PHYL.LAGA.THIS BI.
Kelkbuis langwerpig , of tol-klokvormig, nagenoeg onbehaard;
lobben 3—4, eivormig, spits, van achteren met
" ® borstels en soms met evenveel borstels afwisselend,
afvallend. Bloembladen 4, zelden 3, eivormig,-spits, onbehaard.
Meeldraden 8, zelden 6, gelijk; helmknoppen
lpn -priem vormig, met 1 porie; bokjes golvend,, aan de
basis vrij; helmbindsel aan de basis niet verlengd en
zonder aanhangsels of van achteren kort gespoord. Eierstok
met den bodem van den kelk verbonden, 4- zelden 3-
hokkig, met oningesneden, breed uitgebolden top, met
kantige randen; stijl draadvormig, gekromd; stempel stip-
vormig. Doosvrucht tolvormig, binnen den lederachtigen,
geribden of kantigen kelk besloten, met diep uitgeholden, 4-
kleppigen top. Zaden onregelmatig wig-piramidevormig,
korrelig, met basilairen of zijdelingschen navel.
Kruidachtige, min of meer dikke heesters met korte
stengels. Bladeren tegenovergesteld (of één groot, einde-
lingscb blad) gesteeld, cirkelvormig, aan de basis hartvormig,
stomp, gaafrandig of getand, 7—9-nervig, van boven
glanzend, van onderen gekleurd; bladstelen dikwijls van
binnen met haarbundels. Bloemen rosé, in een kort gesteeld,
dicht hoofdje, meestal binnen een omwindsel van
groote schutbladen.
Aantal soorten 2, waarvan 1 op Malakka en Sumatra, Ph.
■ rotundifolia BI., met omwindsel, en 1 op Borneo, Ph. gymnantha
Korth., zonder omwindsel. In de teekening van Korthals zijn de
hokjes der helmknoppen niet golvend voorgesteld, zooals door
Bentham en Hooker wordt opgegeven, doch aan den top met een
dekseltje.
12. BBITTENIA Cogn. n t s .‘).
Bloemen 5-tallig. Kelkbuis onbehaard, wijd klokvormig;
kelkzoom verwijd, kort 5-lobbig, lobben breed driehoekig,
stomp, metjireede vleugels aan de achterzijde. Bloembladen
omgekeerd eivormig, onbehaard, aan den top min of meer
afgeknot en met eene kleine spits. Meeldraden 10, gelijk,
met haardunne helmdraden; helmknoppen lijn-priemvor-
mig, met 1 kleine porie aan den top; hokjes licht golvend;
helmbindsel aan de basis niet of weinig verlengd, van
voren met een hoornvormig, dik, lang, opstijgend aanhangsel,
van achteren met eene dikke, lange, hangende
spoor. Eierstok met den bodem van den kelk vergroeid,
5-hokkig, met onbehaarden, breed uitgeholden top; stijl
haardun, recht; stempel stipvormig. Doosvrucht onbekend.
Onbehaard kruid, met zeer korten, enkelvoudigen stengel.
Bladeren groot, langgesteeld, min of meer vliezig,
ei- of nagenoeg cirkelvormig, 7—9-nervig. Bloemen klein,
waarschijnlijk rosé, zittend of nagenoeg zittend, zonder
schutbladen tot een lang gesteeld hoofdje opeengedrongen.
Eéne soort, Br. subacaulis Cogn., door Beccari op Borneo
• gevonden.
13. SA R C O PY R AM IS Wall.
Kelkbuis omgekeerd kogelvormig, gaafrandig; kelkzoom
zeer kort, afgeknot, 4-tandig. Bloembladen 4, toegespitst,
eivormig. Meeldraden 8, gelijk; helmknoppen alle van
den zelfden vorm, omgekeerd hartvormig-langwerpig, aan
den top 2-lobbig, met 1 porie in den inham tusschen
de lobben, onder den top openspringend; helmbindsel aan
de basis verlengd, van voren zonder aanhangsels, van
achteren met eene stompe spoor. Eierstok half met den
») De beschrijving van dit' nieuwe geslacht, bestemd voor De
Candolle Monograph. Phaner., werd mij door den Heer Cogniaux
welwillend medegedeeld.