Miquel opgenoemde Cl. Gouriana Roxb. , Cl. biternata D C. en
Cl. grata Wall, beschouwt hij als vormen van Cl. Vitaïba L., en Cl.
Leschenaultmna D C. als een variëteit van Cl. acuminata D C.
3. A N EM O N E L.
Kelkbladen 4—20, bloembladachtig, in den knop
dakpanswijze dekkend. Bloembladen ontbrekend. Meeldraden
oo, buitenste soms vervormd of bloembladachtig.
Vruchtbladen oo; eitje 1, hangend. De rijpe stampers
vormen een hoofdje met zittende dopvruchtjes en lange
of korte, naakte of gebaarde stijlen.
Overblijvende kruiden. Bladeren wortelstandig, gelobd
of gedeeld. Bloemen aan 1- of meerbloemige, enkelvoudige
of vertakte bloemschachten, elk omgeven door een drie-
deelig omwindsel, bestaande uit vrije of vergroeide schutbladen.
Aantal soorten 80 in de koude_ en gematigde streken-, zeer zelden
in het Zuidelijk halfrond.
Eéne soort, A. Sumatrana de Er., werd op Sumatra gevonden.
4. TH A L IC T BUM L.
Kelkbladen 4—5, bloembladachtig, dakpanswijze dekkend
in den knop. Bloembladen ontbrekend. Meeldraden
oo . Stampers weinig of talrijk. Eitje 1, hangend. De rijpe
stampers vormen een hoofdje van zittende of gesteelde
dopvruchtjes; stijl blijvend of afvallend.
Overblijvende, rechtopstaande, gewoonlijk stijve kruiden.
Bladeren samengesteld; bladstelen met scheeden, dikwijls
met oortjes of steunblaadjes. Bloemen zonder omwindsel,
in pluimen of trossen, dikwijls gefliengdslachtig.
Aantal soorten 50, voornamelijk ia de koude noordelijke luchtstreken;
in de zuidelijke zeer zeldzaam. Eéne soort, T. Javanicum
BI., vroeger door Miquel met T. glyphocarpum Wight et Arnott
vereenigd, maar later weder daarvan afgescheiden, 'werd op Java
aangetroffen door van Hasselt op den Jop van den Passerango.
5. BANUNCULT7S L.
Kelkbladen 3-—5, afvallend, dakpanswijze dekkend in
den knop. Bloembladen meestal 5, zelden ontbrekend,
dikwijls met honigkliertjes aan de basis. Meeldraden talrijk.
Stijlen kort; eitje opgericht. De rijpe stampers vormen een
hoofdje of aar van gesnavelde en gepunte dopvruchtjes.
Éénjarige of overblijvende kruiden. Bladeren gaaf, gelobd
of ingesneden. Steunblaadjes vliezig of ontbrekend.
Bloemen gewoonlijk in pluimen, wit of geel.
Aantal soorten 160. In alle koude en gematigde luchtstreken.
Op Java en Sumatra op de bergen. Drie soorten werden op Java
en Sumatra aangetroffen, n.1. R. diffusus DC., R. fïbrosus Wall.
en R. Javanicus Reinu).
F am. II. DILLENIACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. PI. I. p. 10. ff- Miq. Ann. Mus. Lugd. Bat.
I. p. 315, IV. p. 73—80. Scheef, in Ann. Buitehz. I. p. 2 .— Martelli
in Becc. Males. III. p. 190.
Kelkbladen 5, dakpanswijze dekkend in den knop,
blijvend. Bloembladen 5 (zelden 3 of 4), afvallend.
Meeldraden talrijk, onderstandig, veelrijig; helmknoppen
op den top van de helmdraden, met zijdelingsche spleten
of eindelingsche poriën. Stampers 1 of meer, vrij of
in de as samenhangend; stijlen altijd afzonderlijk; eitjes
amphitroop of anatroop,, enkel of in gering aantal en
opstijgend, of talrijk en vastgehecht aan den buiknaad.
Kokervruchten of niet openspringende, besvormige vruchten.
Zaden enkel of talrijk, met zaadrok (met uitzondering van
Dillenia); zaadhuid bros; zaadnerf k o rt; kiemwit vleezig;
kiem klein, naast den navel.
Boomen, heesters of kruiden, soms klimmend. Bladeren
afwisselend, enkelvoudig, gaafrandig of getand (vindee-
lig bij Acrotrema) zonder steunblaadjes, met scheedevor-
mige bladstelen (zelden, bij Wormia en Acrotrema, met
afvallende, zijdelingsche steunblaadjes). Bloemen geel of
wit, dikwijls zeer groot.
Aantal geslachten 17, soorten omstreeks 180. Hoofdzakelijk in
tropisch Azië,- Afrika, Amerika en Australië.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. D e iiIIICIIC. Helmdraden naar boven verdikt; helmknoppen
kort; helmhokjes schuin, uit elkander gespreid. Bloemen
niet groot. Bladeren evenwijdig vinnervig, meestal ruw.
1. Delima. Stamper 1 met 2—3 eitjes. Eénzadige kokervrucht.
2. Tetracera. Stampers 3—5 met talrijke 2-rijige eitjes. Kokervrucht
met 1—5 zaden. (Hiertoe ook Delimopsis Miq. met
1 stamper).