in den knop. Bloembladen 4, de plaats yan een vijfde
openblijvende, ongelijk, genageld, boven den nagel met
eene schub, welke aan de rugzijde een kamvormig aanhangsel
draagt. Schijf éénzijdig, gelobd. Meeldraden 8,
excentrisch, met ongelijke, harige helmdraden; helm-
knoppen weinig boven de bloem uitstekende. Eierstok ge-
steeld, omgekeerd eirond of hartvormig, 3-lobbig, 3-hokkig;
stijl dun; stempel onduidelijk 3-lobbig; in elk hokje 1
eitje, klimmend van de basis van het hokje. Vrucht tot
aan de basis 1—3-lobbig, met uitgespreide, langwerpige
of min of meer cilindrische, stompe, niet openspringende
lobben (nootjes). Zaden langwerpig, zonder zaadrok, met
vliezige zaadhuid; kiem recht; zaadlobben dik.
Boomen met rolronde takken en viltachtige bladeren en
bloeiwijze. Bladeren afwisselend, zonder steunblaadjes,
gevind, met 2—8-jukkige, min of meer tegenovergestelde,
gesteelde, langwerpige, gaafrandige blaadjes; bladsteel
dikwijls voorbij de blaadjes verlengd. Bloemen vrij klein,
in rechtopstaande, eindelingsche pluimen met lange, trosvormige
takken. Vrucht klein, een weinig behaard.
Aantal soorten 2 , waarvan er ééne in Senegambië voorkomt,
terwijl de andere, E. edule BI., in Britsch en Nederlandse!} Indië
en de N. W. kust van Australië ver verspreid voorkomt. Rablkofer
meent dat de laatste soort E. rubiginosum BI. moei. heeten en
voegt er eene nieuwe soort bij, E. membranifolium Radïk.
5. SCHMIDELIA L.
Bloemen onregelmatig, gemengdslachtig-tweehuizig.
Kelkbladen 4, paarswijze tegenover elkander geplaatst,
kap vormig, vliezig, zeer breed dakpanswijze dekkend in
den knop, de 2 buitenste het kleinst. Bloembladen 4,
meestal klein, zelden ontbrekend, soms aan ééne zijde
der bloem aanwezig, onbehaard of van binnenlangharig-
gebaard. Schijf éénzijdig, verschillend, gelobd, of tot 4
tegenover de bloembladen geplaatste klieren opgezwollen
of een gaafrandige plaat vormende, zelden weinig ontwikkeld.
Meeldraden min of meer excentrisch, in de bloem
besloten of er een weinig boven uitstekende. Eierstok
excentrisch, samengedrukt of 2-lobbig, 2-hokkig, zelden
3-lobbig en 3-hokkig; stijl stevig, 2—3-lobbig of .2—3
stijlen met stempels aan den top; in elk hokje één eitje,
klimmend van de basis van het hokje. Eén, zelden twee
hokjes van den eierstok ontwikkelen zich tot eironde ot bolvormige,
droge, lederachtige of vleezige nootjes. Zaden
opgericht, met een kleinen, vleezigen zaadrok; kiem gekromd;
zaadlobben dubbel gevouwen. |
Heesters of kleine boomen, min of meer opgericht,
zonder ranken, onbehaard of viltachtig. Bladeren afwisselend,
zonder steunblaadjes, 1—3- (zelden 5-)tallig;
blaadjes meestal groot, gaafrandig of gezaagd, vliezig,
dikwijls gestippeld of gestreept. Bloemen klem, kogel-
vormig, gesteèld, in okselstandige, enkelvoudige of tot
losse pluimen vereenigde trossen.
Aantal soorten 80, groótendeels in tropisch Amerika , verÜer in
tropisch en Zuid Afrika, in .tropisch Azië fen Australië. De naam
Schmidém wordt door Radlkofer veranderd in AllophylUS .L.
Behalve 4 soorten van Nederlandsch Indie, ook door Miquel als,
Allöphylüs vermeld, hdemt Rad'lXOFER nog een 5-tal soorten,
die bii Miquel als Schmidelia voorkomen en v o e g t er, hehalv
ééne soort van Borneo, door Hooker beschreven , nog een d-tal
liieüwe aan toè. Het geslacht is echter nog in bewerking, zoodat
het nog blijken zal, of er nog meer sporten toe belmoren. ,
6. C U P A N IA L.
Bloemen regelmatig, gemengdslachtig-tweehuizig. Kelkbladen
4 - 5 (zelden 3 of 6), cirkelvormig, hol, breed
2-rijig dakpanswijze dekkend in den knop. Bloembladen
4—5 of ontbrekend, naakt of langharig of met 1—2
vliezige of lederachtige, onbehaarde of op verschillende
wijzen bekleéde schubben , welke soms de meeldraden in
breedte overtreffen. Schijf regelmatig, meestal ringvormig
of opgezwollen, gekarteld, onbehaard of viltachtig behaard
Meeldraden 8, zelden 5, 6 , 10 of 12, Minnende
schijf centraal ingeplant, meestal met korte, onbehaarde
of langharige helmdraden; helmknoppen meestal ingesloten,
langwerpig. Eierstok eivormig, omgekeerd eivormig
of omgekeerd hartvormig, 2 - 3 - , zelden 4-hokkig; stijl
kort of lang, soms 2—3-spletig; stempel enkelvoudig ot
gelobd; één eitje in elk hokje, naast de basis bevestigd.
Doosvrucht omgekeerd eirond, omgekeerd hart- ot ei-,
zelden kogelvormig, lederachtig, min of meer viezig,
korst- of beenachtig, 2—4-lobbig, 2 4-hokkig, 2— -
kleppig, soms langs de as in drie deelen splijtend; lob