hokje met 2 -oo eitjes; stijl zuilvormig. Steenvrucht met
eene meestal geknobbelde, beenachtige kern, die 3 - 5 -
(door mislukking 1 -) hokkig is. Zaden hangend, 1 in
elk hokje; kiemwit vleezig; zaadlobben plat.
Boomen. Bladeren enkelvoudig, Bloemen meestal tweeslachtig,
zelden tweehuizig, in okselstandige trossen.
Omstreeks 50 soorten, eenige weinigen in Australië, dóch de
meesten in tropisch Azië. Ongeveer de helft komt in Nederlandsch
Indië voor. Behalve- onder den naam Elaeocarpus vindt men ze
ook beschreven onder de namen Monoceras en Monocera Jack, Ace-
ratium D C., Ganitrus Gaertn.f. en Aoronodia Bl~.
Fam. x x iy . LINACEAE.
Bentham.et Hooker, Gen. Plant. I , p. 242. — Miq. Illustr. de la
Fiere de VArch. Ind. p. 67.
Bloemen regelmatig, tweeslachtig. Kelkbladen 5, zelden
4, vrij of van onderen vergroèid, in den knop dakpans-
wijze dekkend. Bloembladen evenveel, hypogynisch of een
weinig perigynisch-, meestal afvallend, dikwijls ineengedraaid.
Meeldraden 4—5, met evenveel daartusschen geplaatste
staminodiën, of 8—1 0 , zelden meer ; helmdra-
den draadvormig, aan de basis vereënigd tot een hy-
pogynischen, zelden perigynischen ring; helmknoppen bewegelijk
, 2-hokkig. Klieren 5, gaaf of 2-lobbig, gewoonlijk
met de meeldradenbuis vergroeid; of niet sterk ontwikkeld.
Eierstok ongelobd, 3—5-hokkig; stijlen 3—5,
vrij of min of meer vergroeid; stempels eindelingsch;
eitjes 1 of 2 , in den binnenhoek der hokjes, . anatroop,
hangend. Steenvrucht of vleezige of houtachtige doosvrucht,
welke zich, schotverdeelend, in 3—5 hokjes splitst.
Zaden 1—2, in elk hokje; zaadhuid soms gevleugeld;
kiemwit vleezig of ontbrekend; kiem nagenoeg even
lang als het zaad, recht, zelden gekromd; zaadlobben
breed; kiemworteltje naar boven gericht.
Kruiden of heesters. Bladeren gewoonlijk afwisselend,
enkelvoudig, gaafrandig, zelden gekarteld, gezaagd; steun-
blaadjes zijdelingsch, binnen den bladsteel of ontbrekend.
Bloeiwijze verschillend.
Aantal geslachten 14, soorten omstreeks 135, in alle luchtstreken.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus 1. H n g o n i e a e » Bloembladen in den knop ineengedraaid,
afvallend. Steenvrucht.
1. Hugonia. Kelkbladen; puntig, kruidachtig, viltachtig, zonder
schutblaadjes.
2. Roucheria. Kelkbladen stomp, vliezig of lederachtig, met
in den knop dakpanswijze dekkende schutblaadjes.
Tribus II. E r y t h r o x y l e a e . Bloembladen in den knop dakpanswijze
dekkend. Steenvrucht.
3. E ry thro xylon. Bloembladen met een dubbel schubje.
Tribus III. I x o n a n t h e a e . Bloembladen in den knop ineengedraaid.
Schotverdeelende doosvrucht,
4. Sarcotheca. Stijlen vrij.
5. Ixonanthes. Stijlen tot aan den top vergroeid.
1. H U G O N IA L,
Kelkbladen 5. Bloembladen 5, in den knop ineengedraaid,
afvallend. Meeldraden 10, hypogynisch, Van onderen
tot een ring vergroeid met kliervormige zwellingen
tusschen de helmdraden. Eierstok 5-hokkig; stijlen 5,
draadvormig, stempels knopvormig; eitjes 2 , naast elkander
in elk hokje. Steenvrucht kogelvormig. Zaden samen-
sredrukt, kiemwithoudend; kiem recht of licht gekromd;
zaadlobben plat.
Klimmende, vaak viltachtig behaarde heesters. Bladeren
afwisselend, gezaagd, met steunblaadjes. Bloeiwijze
verschillend; bloemen geel; onderste bloemstengels tot
spiraalvormige haken vervormd.
Aantal soorten 6, volgens Bentham en Hooker , in Britsch Indië
en op Sumatra. Volgens Miquel werden op Sumatra 2 soorten
ge vónden, H. costata M i q ©n H. SuwicttvciYici Miq.
2. R O U C H E R IA Planch.
Kelkbladen 5. Bloembladen 5, hypogynisch, in den
knop ineengedraaid, afvallend. Meeldraden 10, alle vruchtbaar;
helmdraden van onderen vergroeid tot eene korte
buis. Klieren weinig ontwikkeld. Eierstok 3 5-hokkig;
stijlen 3—5 , draadvormig; stempels wigvormig, 2 -lobbig;
eitjes 2 naast elkander. Steenvrucht weinig vleezig,
bijna kogelvormig; kern 3—6 -hoekig, beenachtig; hokjes