Eierstok vrij, 1—6 -hokkig, meestal diep gelobd, zeldzamer
gaaf; stijlen 2—5, vrij of min of meer vereenigd;
stempels knopvormig; eitjes meestal 1 in elk hokje,
zelden talrijker; zaadnerf buikstandig; poortje naar
boven gericht. Yruchtbladen gewoonlijk vrij, ten getale
van 2 6 , in den vorm van steen-, doos- of vleugelvruchten.
Vruchten meestal 1 -zadig; zaden opgericht of hangend,
kiemwithoudend; kiem recht of gekromd; kiemworteltje
naar boven gericht.
Boomen of heesters, bijna altijd met bitteren bast. Bladeren
afwisselend, vaak zeer groot, gevind of enkelvou-
dig; steunblaadjes afvallend of ontbrekend. Bloeiwijze
okselstandig, in trossen, pluimen of bijschermen, zelden
aarvormig. Bloemen meestal klein.
Omstreeks 30 geslachten en 120 soorten, ,in tropische en su b tropische
gewesten van de beide halfronden.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
T rib u s I. SllimrnljOMO. E ie rstok diep gedeeld.
i'E én eitje in élk hokje van den eierstok.
§ Tweemaal zooveel meeldraden als bloembladen. '
1. Samadera. Bladeren enkelvoudig. S tam zonder doorns.
Gevleugelde ste en v ru ch ten .
2. Harrisonia. Bladeren 1—3-tallig of onevengevind. S tam
gedoomd. Besvrucht.
§§ Evenveel meeldraden als bloembladen.
3. Picrasma. Schijf d ik , n ie t gelobd; bloemen in p lu im en ;
stijlen vergroe id; 1—3 ste envruchten.
4. Brucea. Schijf 4-lobbig; bloemen in samengestelde bii-
sc h e rm e n ; stijlen bijna v r i j ; 4 ste en v ru ch ten .
5. Edrycoma. Schijf ontbrekend ; bloemen in p lu im en ; stillen
vergroe id; 3— 5 gesteelde ste en v ru ch ten .
f f Twee eitjes in élk hokje.
6. Suriana. Schijf weinig ontwikkeld. Vruchtbladen 5 , vrii
Bloemen nagenoeg eindelingsch, alleen of in trossen. Bladeren
enkelvoudig.
T ribus II. Picramnieae. Eierstok
7. Irvingia. S te en v ru ch t g ro o t,
b itte r. Takken geringd. Bloemen in
gaaf, 2—5-hokkig.
1-hokkig, 1-zadig. Bast nie t
pluimen of trossen.
8. Soulamea. V ru ch t lederachtig,
h o k k ig , 2-zadig. Bast b itte r. Bloemen
omgekeerd hartv o rm ig , 2-
in aren.
1. SAM A D ERA Gaertn.
Bloemen tweeslachtig. Kelk klein, 3—5-deelig, in den
knop dakpanswijze dekkend. Bloembladen 3—5, veel
langer dan de kelk, lederachtig, in den knop klepswrjze
aaneensluitend. Meeldraden 8 -—10, in de bloemkroon
besloten, met een klein schubje aan de basis. Yruchtbladen
4—5, vrij ; stijlen aan de basis vrij, van boven min
of meer vereenigd; stempels puntig; in elk hokje 1
hangend eitje. Steenvruchten 1—5, groot, droog, samengedrukt,
elk met een smallen, eenzijdigen vleugel.
Kleine boom. Bladeren enkelvoudig. Bloemen in gesteelde,
okselstandige of eindelingsche schermen.
Aantal soorten 4, w aarvan 1 in Madagascar, 3 in tropisch Azië. In
den Maleisehen Archipel komen 2 soorten voor, S. Indica Gaertn. en
S. brevipetala Scheff. Durand v e ran d e rt in zijn Index Generum
Phanerogamorum den n a am van dit g e slacht in Samandura L., mee-
nehcfe d a t Linnaeus’ n a am p rio rite it moet hebben. In Linnaeus’
Flora Zeylanica k om t Samandura e c h te r n ie t voor als ge sla ch tsn
a am , .m a a r als de inlandschgi.naam van eene nog onvoldoend bekende
plant. Dat d it h e t geval is blijk t d a a ru it, d at dit g ë slacht
volgens de aangehaalde c ita te n door hem v erward werd m e t Heritiera
Ait. (H. littoralis Dryand).
2. H A R R ISO N IA Bi nown.
Bloemen tweeslachtig. Kelk klein, 4—-5-spletig. Bloembladen
4-t45, langer dan de kelk, nagenoeg klepswijze
aaneensluitend in den knop. Schijf halfbolvormig. Meeldraden
8—10, met kleine schubjes aan de basis. Eierstok
kogelvormig, of 4—5-lobbig, 4—5-hokkig; stijlen vergroeid
of aan de basis vrij; één eitje in elk hokje,
hangend. Yrucht eene kleine, kogelvormige bes, gevormd
uit 2—5 vruchtbladen, omringd door den blijvenden kelk,
2—5 doorboorde, éénzadige kernen bevattende. Zaad met
weinig kiemwit.
Onbehaarde, doornachtige heesters. Bladeren onevengevind
of éénbladig samengesteld. Bloemen in bijschermen
met schutbladen.
Aantal soorten 3—4 , in tropisch Azië, Afrika en Australië. In
Nederlandsch Indië' ééne soort, H. Bennettii Hook. f , door Bennett
als een afzonderlijk g e slacht Lasiolepis beschreven. (L. paucijuga
Benn., L. multijuga Benn., L. Bennetti Planch.)