helmknoppen kort, 2-lobbig, met naar binnen openbarstende
helmhokjes. Rudimentaire eierstok ontbrekend of
4-kantig. Vrouwelijke bloemen: Kelkbuis nagenoeg 4-
kantig; tanden 4, kort. Bloembladen ontbrekend. Stami-
nodiën ontbrekend. Eierstok met ingedrukten top;
stijlen 4, priemvormig, kort, met min of meer ver-
breede, aan de binnenzijde afgeknotte en met stempel-
kliertjes bezette stempels; eitjes in 3—4 rijen aan 4
wandstandige zaadlijsten ingeplant. Doosvrucht eivormig,
met 4 strepen of oppervlakkige voren, aan den top tus-
schen de stijlen openspringend. Zaden zeer talrijk, klein,
afgeplat ellipsoidvormig; zaadhuid zeer los en voorbij de
zaadkern verlengd tot een los, netvormig geaderd, verscheurd
vlies.
Hooge boom, met afvallende, langgestëelde, ei- of
hartvormig afgeronde, toegespitste, ongelijktandige of nagenoeg
gaafrandige, van onderen viltachtige of een weinig
behaarde bladeren. Bloemen vóór de bladeren ontwikkeld,
klein, kortgesteeld, min of meer klierachtig behaard en
met weinig behaarde bloemstengels en bloemstelen, in lange,
dunne, tot schermen vereenigde pluimen.
Aantal soorten 3 , volgens A. D. C. in Prodr. XV, 1, p. 414,
waarvan T. nudiflora R. Br. in Engelsch Indië en op Java,
T. rufinervis Miq. alleen op Java en T. Grahamiana Wïght
alleen op Ceylon voorkomt. Door Clarke in Hooker, I I . of Br.
Ind. I I , p. 657 worden de beide la a ts te als synoniemen van de
eerste opgenoemd.
2. OCTOMELES Miq.
Bloemen tweehuizig. Mannelijke bloemen: Kelkbuis
lederachtig, half bolvormig; lobben 8, 3-hoekig, opgericht.
Bloembladen 8 , klein, ei-priemvormig, op den rand van
den kelk ingeplant. Meeldraden 8, even als de bloembladen
ingeplant, met opgerichte, draadvormige, aan de
basis verbreede helmdraden; helmknoppen groot, lijnvor-
mig-langwerpig, teruggekromd, met zijdelings openbarstende
hokjes. Rudimentaire eierstok ontbrekend. Vrouwelijke
bloemen: Kelkbuis tolvormig-cilindrisch, aan de
basis afgeknot, zittend, onduidelijk 8-kant; lobben 8,
evenals bij de mannelijke bloemen. Bloembladen ontbrekend
of onbekend. Staminodiën ontbrekend. Eierstok aan
den top diep uitgehold; stijlen 8, aan den rand van den
top van den eierstok ingeplant, kort, priemvormig, uitgespreid,
met knop vormige stempels; eitjes aan alle kanten
dicht opeengedrongen aan 8 dikke zaadlijsten, die
zich van den wand bijna tot aan de as verlengen. Yrucht
lederachtig (in rijpen toestand onbekend), door de blijvende
stempels gekroond.
Hooge boom, met dikke twijgen, welke evenals de
bladeren en de bloeiwijze met zemelachtige schubben
dicht bezet zijn. Bladeren langgesteeld, hartvormig-
afgerond, toegespitst, gaafrandig. Bloemen groot, in zeer
lange, okselstandige, knikkende aren met dikke, onverdeelde
spil.
Eéne soort , O. Sumatrana M i q door Teysmann op S um a tra
waargenomen.
F am. LXIII. AIZOACEAE (Ficoideae.)
Bentham et Hooker, Gen. P la n t. I, p. 851. (Ficoideae.) —
Miquel, Fl. In d . B a t. I, 1. p. 1057. (Portulaccaceae.) — Clarke in
Hooker, F l. o f B r. In d . II, p. 658. (Ficoideae.) B- Pax in Engler,
Die n a tü rlich en P fla n z e n fam ü ie n III, 1, b, p. 33.
Bloemen tweeslachtig, zelden gemengdslachtig-twee-
huizig of éénsiachtig, regelmatig. Kelk uit 4—5 vrije
kelkbladen bestaande of 4—5-deelig of -lobbig, vrij of
zelden met den eierstok vergroeid; lobben meestal groen,
kruidachtig, dakpanswijze dekkend in den knop, altijd
blijvend in de vrucht. Bloembladen bij het geslacht
Mesembryanthemum talrijk, groot en gekleurd, bij eenige
andere klein en wit, doch bij de in Nederlandsch Indië
voorkomende geslachten ontbrekend. Meeldraden perigy-
nisch of min of meer hypogynisch, in bepaald of onbepaald
aantal, wanneer zij in hetzelfde aantal voorkomen
als de kelkbladen tegenover deze, wanneer zij in grooter
aantal voorkomen op denzelfden afstand van elkander of
tot bundels vereenigd; helmdraden priemvormig of verbreed,
vrij of tot eene vleezige nap vergroeid; helm