tallig, zonder steunblaadjes aan de bladspil; blaadjes
van onderen met barsachtige stippels bezet. Bloemen
geel, soms bij bundels in de bladoksels, soms in bundels
onregelmatig verspreid langs de spil van een gesteelden,
okselstandigen tros of de bovenste tot eene pluim ver-
eenigd. Schutbladen meestal breed, vliezig, lang voor
den bloei afvallend; schutblaadjes ontbrekend.
Aantal. soorten omstreeks 20, in tropisch Azië en Australië.
Miquel geeft slechts 2 soorten op voor Nederlandsch Indië, A.
scarabaeoides Benth. ën A. mollis Benth. Volgens Baker zou de
laatste door Miquel ook vermeld zijn als eene soort van Dunbaria
(D. Horsfieldii Miq.) en zou in Nederlandsch Indië nog eene derde
soort, van Atylosia voorkomen, A. barbata Baker, door Miquel beschreven
als Dunbaria calycina Miq.
56. R H Y N C H O S IA Lour.
Kelklobben verschillend, de 2 bovenste min of meer
vergroeid. Vlagje omgekeerd ei- of cirkelvormig, uitstaande
of teruggeslagen, met neergeslagen oortjes aan
de basis; vleugels smal; kiel aan den top gekromd. Meeldraad
tegenover het vlagje vrij, de overige vergroeid;
helmknoppen éénvormig. Eierstok nagenoeg zittend, met 2,
zelden met 1 eitje; stijl van boven gekromd, draadvormig of
verdikt, met kleinen, eindelingschen stempel. Peul samengedrukt
, schuin cirkelvormig, langwerpig of sikkelvormig,
2-kleppig, van binnen meestal zonder tusschenschotten.
Zaden 2 , zelden 1, samengedrukt-bolvormig of min of
meer niervormig, met korten, zijdelingschen of lang-
werpigen navel; zaadstreng in het midden of een weinig
schuin ingeplant; kiempropje dik, klein of ontbrekend.
Kruiden of halfheesters, windend, nederliggend of
zelden opgericht. Bladeren 3-bladig gevind, zelden 3-tallig,
zonder of met uiterst kleine steunblaadjes aan de bladspil;
blaadjes van onderen met harsachtige stippels bezet.
Steunblaadjes aan den bladvoet ei- of lancetvormig.
Bloemen geel, zelden purper, het vlagje dikwijls met
bruine strepen, één of twee bij elkander langs de spil
van een okselstandigen tros, zelden alleenstaand in de
bladoksels. Schutbladen spoedig afvallend; schutblaadjes
ontbrekend.
Aantal soorten omstreeks 75, in de warme gewesten verspreid;
eenige buiten de keerkringen in Noord Amerika en Zuid Afrika..,
Volgens Miquel komt een 8-tal soorten in Nederlandsch Indië voor.
57. E E IO S EM A D C.
Kelklobben alle vrij of de beide bovenste zelden kort
vergroeid. Ylagje omgekeerd-eivormig of langwerpig, aan
de basis met neergeslagen oortjes; vleugels smal; kiel
aan den top licht gekromd, stomp. Meeldraad tegenover
het vlagje vrij, de overige vergroeid; helmknoppen éénvormig.
Eierstok zittend, 2-eiig; stijl draadvormig of van
boven licht verdikt, met kleinen, eindelingschen stempel.
Peul samengedrukt, schuin cirkelvormig, ruitvormig of
breed langwerpig, 2-kleppig, van binnen zonder schotten,
2-, zelden 1-zadig. Zaden samengedrukt, schuin en dwars;
zaadstreng vastgehecht aan het uiteinde van den lijnvor-
migen navel; kiempropje ontbrekend.
Kruiden of halfheesters, opgericht of nederliggend, zelden
windend. Bladeren 3-bladig gevind, meestal zonder
steunblaadjes aan de bladspil; blaadjes van onderen be-
.zet met harsachtige stippels, minder duidelijk dan bij
Rhynchosia. Steunblaadjes aan den bladvoet lancetvormig,
vrij of vergroeid tot één, dat tegenover het blad geplaatst
is. Bloemen geel, één of twee bij elkander langs de spil
van een okselstandigen tros of zelden alleenstaand in de
bladoksels. Ylagje dikwijls zijdeachtig langharig.
Omstreeks 40 soorten, voornamelijk in Zuid Amerika en tropisch
en Zuid Afrika; eene soort, E. Chinense Vogel, van Engelsch Indië
tot China en Australië verspreid, komt waarschijnlijk ook in Nederlandsch
Indië voor.
58. FLEMINGrIA Boxb.
Kelklobben nagenoeg gelijk of de onderste het langst,
vrij, meestal sikkelvormig. Ylagje ovaal, omgekeerd ei-
of cirkel vormig, met neergeslagen oortjes aan de basis;
vleugels schuin, omgekeerd eivormig of langwerpig,
meestal met de kiel samenhangend; kiel recht of gekromd,
stomp of spits. Meeldraad tegenover het vlagje vrij, de
overige vergroeid; helmknoppen éónvormig. Eierstok nagenoeg
zittend, kort, 2-eiig; stijl draadvormig of van
boven een weinig verdikt, met kleinen, eindelingschen
stempel. Peul kort, schuin, gezwollen, 2-kleppig, zonder
tusschenschotten. Zaden dik, met korten navel, zonder
kiempropje.
Kruiden, halfheesters of heesters, opgericht, nederlig