2. T A R R IE T IA BI.
Bloemen éénsiachtig. Kelk buisvormig, klein, 5-tandig.
Bloembladen ontbrekend. Meeldradenzuil' kort, met een
ring van 10- 15 dicht opeengedrongen helmknoppen;
helmhokjes evenwijdig. Eierstok gevormd door 3—5 , bijna
vrije vruchtbladen tegenover de kelkbladen; stijlen evenveel,
kort draadvormig, met stempelkliertjes aan de binnen-
zijde; eitjes 1 in elk bokje. Vleugelvruchten met lange,
sikkelvormige vleugels. Zaden langwerpig; kiemwit 2 -
deelig; zaadlobben p lat; kiemworteltje naast den navel.
Groote boomen. Bladeren bandvormig samengesteld of
enkelvoudig, Bloemen in pluimen.
Aantal soorten drie of vier. Eén of twee op Java en Sumatra,
1. Javamca BI. en T. Sumatrana Miq.-, ééne in Australië en ééne
in Malakka.
3. H E R IT IE R A AU.
Bloemen éénslacbtig. Kelk 5-, zelden 4- of 6 -tandigof
-spletig. Bloembladen ontbrekend. Helmknoppen in een
ring op den top van de zuil, 2 -hokkig; bokjes evenwijdig.
Stampers 5—6, bijna vrij; stijl kort, 5 dikke stempels.
Rijpe vruchtbladen geheel vrij, boutachtig, niet Openspringend,
gekield of gevleugeld. Kiemwit ontbrekend; zaadlobben
dik; kiemworteltje naast den navel.
Boomen. Bladeren enkelvoudig, lederachtig, van onderen
met schubben. Bloemen in okselstandige pluimen.
Aantal soorten 4—5 in tropisch Azië, Afrika én Australië: in
Nederlandsch Indie is ééne soort, H. Uttoralis Dryahd., algemeen:
4. TE T R A D IA Br. .
Bloemen eenslachtig of tweehuizig. Kelk diep 4 - (zelden
3-) spletig. Bloembladen ontbrekend. Meeldradenzuil
aan den top 4 helmknoppen, in een enkele ringvormige
rij dragende, elk met twee evenwijdige bokjes. Stampers
4, elk met talrijke eitjes min of meer v rij; evenveel korte
gekromde stijlen. Yrucht onbekend.
Boom. Bladeren onverdeeld, min of meer hartvormig
ymnervig. Bloemen min of meer zittend of in korte trossen
in de oksels der bladeren.
Eéne soort op Java T. Horsfieldii B. B r,
5. K L E IN H O V IA L.
Kelkbladen 5, afvallend, aan de basis met eenige kleine
schutblaadjes, die niet altijd dicht bij den kelk staan. Bloembladen
5, ongelijk, de bovenste langer genageld en met naar
binnen omgerolde randen. Meeldradenzuil naar boven uitgezet
tot een klokvormigen, 5-spletigen nap, waarvan elke af-
deeling 3, naar buiten openspringende, helmknoppen draagt,
elk met 2 uiteenwijkende hokjes. Eierstok op de helmdra-
denzuil ingeplant, 5-lobbig, 5-hokkig; stijl dun; stempel
5-spletig. Doosvrucht vliezig, opgeblazen, peervormig, hok-
verbrekend, 5-kleppig. Zaden 1 of 2 in elk hokje, met
wratjes bezet. _ .
Boom. Bladeren handnervig, eirond, puntig, geheel
gaafrandig. Bloemen in eindelingsche pluimen.
Eéne soort, in tropisch Azië wijd verspreid, K. Hospita L.
6. H E L IC T E R E S L.
Kelk buisvormig, 5-spletig, vaak onregelmatig. Bloembladen
5, genageld, al of niet gelijk; nagels vaak
met oorvormige aanhangsels. Meeldradenzuil met den
stamperdrager vergroeid, aan den top 5-lobbig of -tandig;
helmknoppen in groepen aan den top der zuil, tusschen
de tanden, met 2 uiteenwijkende, soms samenvloeiende
hokjes. Eierstok op den top der zuil, 5-lobbig, 5-hokkig
met vele eitjes in elk hokje; stijlen priemvormig, min of
meer vereenigd, aan den top een weinig verdikt en
stempelklieren dragend. Kokervruchten recht of spiraals-
wijze gewonden. Zaden met wratten; kiemwit gering;
zaadlobben bladachtig, gevouwen om het kiemworteltje,
dat naast den navel ligt. _ .
Boomen of heesters, min of meer stervormig-zachthang.
Bladeren gaafrandig of gezaagd. Bloemen alleen of bij
bundels in de bladoksels.
Omstreeks 30 soorten in de tropische gewesten der beide halfronden,
hoofdzakelijk overvloedig in Amerika. Men kan de Aziatische
soorten verdeelen in 2 secties: 1. Spirocarpaea. (met spiraalswijze
gewonden vruchtbladen.) Deze vormde hij Miquel het geslacht He-
Hcteres L., met ééne soort, H. Isora L. 2. Orthocarpaea. (met
rechte vruchtbladen). Deze sectie, door Scott als JWethorium, door
Hasskari, als Orthothecium beschreven, vormde bij Miquei, hét
geslacht Oudemansia Miq,, met 6 soorten in Nederlandsch Indie,