F AM. XXYIII. RUT ACE AE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant, i ] p. 278. — Miquel, Ann.
Mus. Bot. Lugd. Bat. I, p. 211; III, p. 89 en 242. -4- Hooker,
Flora of Brit. Ind. I, p. 484. — Scheffer in Nat. Tijdschr. v. Ned.
Ind. XXXI, p. 19 en in Ann. du Jard. Bot. de Buit. I, p. 11.
Bloemen tweeslachtig, gemengdslachtig of tweehuizig;
hij de Indische geslachten regelmatig. Kelk uit 4—5 kleine
lobben of kelkbladen gevormd. Bloembladen 4—5, hypo-
gynisch (in de Indische geslachten), in den knop kleps-
wijze aaneensluitend of dakpanswijze dekkend. Meeldraden
4—5 of 8—10, zelden 6 of meer dan 10; helm draden
meestal vrij, hypogynisch; helmknoppen 2 -hokkig,
naar binnen openende. Schijf binnen de meeldraden gelegen,
gekarteld of gelobd, soms groot of lang. Eierstok
uit 4—5 vrije of vergroeide vruchtbladen gevormd, met
evenveel stijlen, welke vrij of op verschillende wijzen ver-
eenigd zijn en eindelingsche, gave of gelobde stempels;
eitjes meestal 2 in elk hokje (hij eenige Aurantieae oo).
'Doosvrucht, hes of steenvrucht of 1—4 openspringende
splitvruchtjes. Zaden meestal 1 in elk hokje; zaadhuid
verschillend; kiemwit vleezig of ontbrekend; kiem recht
of gekromd; kiem worteltje naar hoven gericht.
Boomen of heesters, zelden kruiden, meestal met doorschijnende
klieren, welke met olie gevuld zijn. Bladeren
tegenovergesteld of afwisselend, enkelvoudig of samengesteld
zonder steunhlaadjes. Bloemen in , okselstandige of
eindelingsche bijschermen of pluimen, nooit in aren, meestal
tweeslachtig en regelmatig.
Omstreeks 83 geslachten en 650 soorten, voornamelijk in tropische
gewesten, doch een groot aantal in Zuid Afrika én Australië.
OVERZICHT DER GESLACHTEN.
Tribus I. R n t e a e . Bloemen tweeslachtig, meestal 4—5-tallig.
Bloembladen en meeldraden vrij, uitgespreid. Schijf vrij, dik. Eitjes
3 of meer. Kiemwit dik. Kiem vaak gekromd. Kruiden, aan de basis
heesterachtig. Bladeren afwisselend,. vaak gevind.
1. Boenninghausenia. Bloëmbladen 4. Meeldraden 6—8. Eierstok
gesteeld.
Tribus II. Z a ï l t ï lO X y l e a e . Heesters of boomen. Bloemen meestal
tweehuizig- Bloembladen en meeldraden vrij, uitgespfeid. Eitjes 2, boven
of naast elkander. Eierstok diep 2—5-lobbig; stijlen basis-of buikstan-
dig, meer of minder vrij; vruchtbladen elkander ten slotte loslatend.
2. Evodia. Bladeren tegenovergesteld. Meeldraden 4—5. Openspringende
splitvruchtjes. Ongewapende heesters.
3. T etra ctomia. Bladeren tegenovergesteld. Meeldraden 4, met
4 staminodiën, tegenover de bloembladen. Openspringende splitvruchtjes.
Ongewapende heesters.
4. Zanthoxylon. Bladeren {'wisselend. Bloembladen 3 5.
Meeldraden 3—5. Splitvruchtjes 3—5, min of meer kogelvormig,
meestal 2-kleppig openspringend. Bladeren gevind. Heesters of
boomen, dikwijls doörnachtig.
5. Melanococca. Bladeren afwisselend. Bloembladen 5—6.
Meeldraden evenveel. Steenvruchten 1—4, niet openspringend.
Bladeren gevind.
6. Lunasia. Bladeren afwisselend. Bloembladen 3, aan de basis
dakpanswijze dekkend, doch aan den top kleps wij ze aaneensluitend.
Meeldraden 3. Splitvruchtjes 3. Ongedoornde heesters met enkelvoudige,
groote bladeren. Bloeiwijze met schubjes bekleed.
Tribus III. Todxlalieae. Heesters of boomen. Bloemen meestal
gemengdslachtig-tweehuizig. Eierstok gaaf; stijl enkelvoudig; hokjes
met 1-—2 eitjes. Vruchtbladen geheel vergroeid. • Zaad kiemwithou-
dend ;'zaadlobben meestal, plat.
*7. Toddalia. Stam gewoonlijk gestekèld. Bladeren samengesteld.
Bloembladen 2—5. Meeldraden evenveel.
8. Acron ychia. Stam zonder stekels. Bladeren 4—3-tallig,
Bloembladen 4. Meeldraden 8.
Tribus IV. Aurantieae. Heesters of boomen. Bloemen tweeslachtig.
Bloembladen -en- meeldraden vrij of vergroeid. Eierstok gaaf;
stijl enkelvoudig; hokjes met 1—oo eitjes. Vrucht meestal sappig.
Zaden zonder kiemwit.
f In elk hokje 1 of 2 eitjes.
; § Stijl zeer kort, blijvend.
9. Glycosmis. Kelk 5-deelig. Meeldraden 10, vrij. Eén eitje in
elk hokje van den eierstok. Ongedoornde boomen of heesters.
Bladeren 1—3-tallig of gevind.
§§ Stijl aan de basis met den eierstok geleed, afvallend.
■ a. Bladeren drietallig of gevind.
10. Micromelum. Kelk 5-lobbig of gaaf. Bloembladen klepswijze
aaneensluitend. Eitjes 2 in elk hokje, boven elkander. Zaadlobben
bladachtig, gevouwen en ineengedraaid. Ongedoornde boomen.
Bladeren gevind, Eindelingsche tuilen. »
11. T r ip h a s iA. Kelk 3-lobbig. Meeldraden 6. Eén eitje in elk
hokje. Gedoomde heester, met 3-tallige bladeren en bijna alleenstaande
bloemen.
12. Limonia. Kelk 4—5-lobbig of -dëélig. Meeldraden 8—10.
Gedoomde heesters of kleine boomen. Bladeren 3—8-tallig.
13. Murraya. Kelk 5-spletig of -deelig, in den knop dakpans